Inleiding

Jaren '70 op een forellenputje in Luxemburg

De aanloopfase

Wanneer het allemaal precies begonnen is weet ik niet meer. Ik was nog erg jong toen ik al grote interesse voor de natuur vertoonde. Mijn eerste, ruim zeven, levensjaren woonde ik midden in de stad boven de zaak van mijn vader en veel verder dan het dakterras kwam ik niet buiten. Toch leefde in mij een grote liefde voor de natuur. Een pater die als missionaris in het buitenland had vertoefd vertelde verhalen over het zwemmen met dolfijnen en grote slangen in de binnenlanden van een of ander ontwikkelingsland. Steevast vroeg ik voor mijn verjaardag boeken over dieren en ik kende ze allemaal. Een van mijn eerste viservaringen beleefde ik met mijn grootvader die een hartstochtelijk sportvisser was. Toen werd er nog veel voor de pot gevist en de twee snoeken die hij die dag ving werden natuurlijk mee naar huis genomen. Ik moet toen zo’n 5 jaar geweest zijn.

In de tweede klas van de lagere school verhuisden we naar Oisterwijk. We woonden daar aan de rand van het dorp en aan de overzijde van de straat strekten de weilanden zich uit. Ook waren er veel slootjes en vennetjes in de directe omgeving. Voor mij was dat een volledig nieuwe wereld waar ik compleet in op kon gaan. Toen ik 7 of 8 jaar oud was en mijn communie deed, zoals elk katholiek jongetje in die tijd, kreeg ik van een tante een bamboe hengel. Drie delen van elk zo’n anderhalve meter, een snoertje, plastic dobbertje, loodjes en haken in een maat waarmee ik nu nog vis. Een beter cadeau heb ik nooit meer gekregen. Het was slechts een kwestie van tijd voordat ik totaal verslingerd was aan het vissen met een pluimpje brood of een dikke pier op het Klompven en met mijn eerste vangsten, in zo’n witte emmer, naar huis fietste. De visjes werden dan eerst enkele uren bewonderd en als ze dan door zuurstofgebrek ruggelings in de emmer lagen door mijn moeder in de vuilnisbak gekieperd. Met een vriendje mocht ik, samen met zijn vader, mee op de brommer helemaal naar het Belversven. Daar kon je alleen vanuit een bootje vissen want de hele plas was omzoomd door riet en de bodem was overal verschrikkelijk drassig. Daar ving ik mijn eerste brasems en het visvirus ontwikkelde zich steeds verder. Nadat mijn bamboe hengel, totaal versleten en gescheurd, was vervangen voor een groene glasfiber telescoophengel, brak de tijd aan dat ik verder wilde vissen dan mijn hengel lang was en werd het eerste werphengeltje gekocht. Je kent ze vast nog wel, wit volglas, metalen ogen, buigen als een hoepel en een bruin molentje met wit nylon dat zeker 40 honderdste dik was. Zo kwamen ook de grotere vissen op de kant. Toch was het nog vóór de aanschaf van mijn werphengel dat ik mijn eerste karper ving. Op het Klompven stond aan het begin een grote treurwilg die met zijn takken over het water hing. Vaak zat daar een man te vissen met twee werphengels opgetuigd met een pennetje en een aardappel of deeg als aas. In die tijd keek je echt naar zo iemand op. Als een soort Sint-Joris bond hij de strijd aan met vissen die in mijn ogen gigantisch leken maar die zo rond de 15 pond moeten zijn geweest. Aan de overzijde van die stek kom ik ‘s ochtends vroeg aan het water. Overal liggen aasplakkaten van wroetende karpers. Ik tuig mijn Lerc op met een dikke snoer en aan de zilverkleurige palinghaak gaat een grote vlok. Vlak bij een grote hoeveelheid bellen leg ik in en zie dat op die plek plotseling geen bellen meer naar boven komen. Nou ja, niks aan de hand want er zijn nog genoeg schuimplekken over. Na enkele uren ben ik nog steeds karperloos en ik besluit dan maar wat kleintjes te vangen. Met dezelfde haak er nog aan doe ik een piepklein bolletje brood op de haakpunt. Zo weet ik enkele voorns en wat bliek te vangen. Als ik dan voor de zoveelste keer aansla breekt de hel los. Een karper, zoveel is duidelijk, heeft zich vergrepen aan het bolletje brood. Het is hier vrij ondiep en de vis kan niet goed uit de voeten. Na enige tijd kan ik de vis op het ondiepe modderige deel sleuren en schiet de haak los van mijn lijn. De karper ligt nog steeds in de bagger en ik spring met mijn laarzen naast hem in de prut. Volledig onder de modder houd ik even later mijn eerste schubkarper in mijn armen. Met die vangst is bij mij het karpervirus toegeslagen en ben ik alleen nog maar verder afgedwaald.

Ik viste steeds vaker alleen. Ook al moest ik dan vroeg in de ochtend in het donker alleen dwars door de bossen om naar het Belversven of het Groot Kolkven te fietsen. Ik scheet bagger, maar ik moest gewoon, de drang was te groot. Ik hoorde elk geluid en steeds verwachtte ik het ergste. Zo bleef ik angstig totdat het licht werd en de dingen in de wereld hun normale verschijning aannamen. Daarna voelde ik me natuurlijk weer een hele kerel. Ook herinner ik me nog dat ik op een ochtend alleen zat te vissen aan de kromme hoek op het Groot Kolkven toen om een uur of negen een aantal kameraadjes verschenen. Ze gingen een meter of twintig verderop zitten. Je weet hoe jonge jongens zijn. Na een aantal uren zonder actie gaan ze andere dingen doen, zoals gooien met dennenappels en dat deed ik dus ook. Toen tijdens het gevecht de jongens achter mij aankwamen en ik terug vluchtte in de richting van mijn hengel, zag ik nog juist hoe die over de grond richting het water werd getrokken. Ook de jongens zagen dat en het gevecht was vergeten. Ik kon nog net op tijd mijn hengel pakken en sloeg aan. Totaal onnodig want de vis had zich allang zelf gehaakt, maar in die tijd zat de haak volledig verborgen in het aas en was aanslaan een vanzelfsprekendheid. De karper had zich vergrepen aan een bol roggebrood met stroop en een borrelglaasje jenever erdoor. Dat was in die tijd mijn favoriete aas. Na een erg hevige dril waarbij ik de vis tussen de lelies door moet laveren kan ik mijn schepnet onder een mooie schubkarper schuiven. Geen foto's maar de herinneringen zijn zo vers alsof het gisteren gebeurde.

 

   

jaren '80 spiegel

Kanaalsuccessen in Assen, ergens rond '86  of '87

 

Ook vang ik op het Groot Kolkven mijn eerste twintig,- misschien wel dertigponder. Op een mistige ochtend als de zon de mist vervaagt ben ik een enorm sterke trage vis aan het drillen. De aanbeet was traag als een schildpad en de waker van aluminiumfolie kroop tergend langzaam omhoog. Alsof er een lichte stroming je lijn strak trok. Bij de aanslag verscheen er vlak voor de lelies een enorme kolk en na de eerste run voor de lelies langs kon ik voelen dat het om een mooie vis ging. In tegenstelling tot de vissen die ik over het algemeen ving en die echt door het water scheerden, zwom deze vis haast onverstoorbaar en kalm van mij weg terwijl ik met knikkende knieën op de kant stond. Na een dril van voor mijn gevoel wel een half uur zie ik de vis voor het eerst vlak voor me. Het is een enorme spiegelkarper. Als de vis aan het eind van de dril op zijn zij ligt is mijn schepnet eigenlijk te klein. Ik houd de opening voor de kop van het beest en schep hem als het ware erin. Ongelooflijk wat een kolos. Als ik de vis opmeet is deze 86 centimeter lang en heeft een buik van jewelste. In die tijd woog ik mijn vissen helaas nog niet, dat deed niemand, maar ik zie die vis nog steeds voor me. Een vrij donkere rug en een roomkleurige haast roze buik. Naar zijn gewicht kan ik alleen maar raden en ik heb ook geen enkele foto van het beest, maar het blijft een van mijn mooiste herinneringen uit deze tijd als beginnend visser.

Wat ik ook altijd zo spannend vond was als de gesloten tijd er weer bijna opzat. Tussen 15 maart en 1 juni was er een gesloten tijd. In die tijd zouden de meeste vissen moeten afpaaien en daar moest dan ook gelegenheid voor zijn. Toch zijn in mijn ogen nou juist de maanden april en mei zo verschrikkelijk mooi aan de waterkant. Vroeg in de ochtend met twee hemden, twee truien en een dikke jas aan je lijf van huis , de witte rijp nog op het gras, en enkele uren later in het warme lentezonnetje je zoveelste vis van de dag vangen, heerlijk! Pas eind jaren tachtig, als ik de hele witvisschool heb doorlopen, weet hoe je een pennetje moet uitloden, drijvend en zinkend heb gevist, en inmiddels 20 jaar viservaring rijker ben, ga ik mij specialiseren. Vanaf dat moment ben ik geen hengelaar meer maar Karpervisser.

Maak jouw eigen website met JouwWeb