Seizoen 1996

Dit jaar belooft een raar seizoen te worden. Enerzijds door alle verschuivingen die momenteel binnen de Landmacht gaande zijn, daarnaast door mijn op handen zijnde overplaatsing naar een ander onderdeel. Eigenlijk weet ik ook nog niet goed of ik wel in het leger wil blijven met alle nieuwe ontwikkelingen. Dit zal dus zonder meer van invloed zijn op de uren die ik kan vissen en de keuze van mijn viswater.

Vooralsnog verloopt de start van dit seizoen behoorlijk traag. Door de aanhoudende vorst zijn de meeste wateren dichtgevroren en in de spaarzame wakken is de watertemperatuur gezakt naar minder dan 2 graden op een diepte van 4 meter. Over een spronglaag gesproken!!!!

Zo vis ik op 4 februari een sessie met Rolf aan de IJsselcentrale bij Harculo. Dit is een sessie die van rariteiten aan elkaar hangt. Het is ‘s ochtends om 07.00 als we elkaar ontmoeten in de sneeuw voor de centrale. Het verwarmde water zorgt voor een dikke laag damp boven het water maar we zijn af en toe in staat om bij een windvlaag de overzijde te kunnen zien. De hengels staan in no time als speren naar het water gericht en het vissen is begonnen. Als we een tijdje aan het water zitten en het licht wordt komt er op een gegeven moment een meerkoet langs gevlogen. Rolf zegt nuchter:” Dat zie je niet vaak; een vliegende meerkoet”. Hij heeft zijn opmerking nog geen dertig seconden geleden gelanceerd als we opkijken naar het geluid van vele klapperende vleugels. Vanuit de mist doemt een zwerm van minstens 100 vliegende meerkoeten op. Nee, antwoord ik, dat zie je niet vaak. Dit blijft een lange tijd bron van hilariteit aan het water. Even later besluiten we wat bamisoep te maken op de Coleman brander van Rolf. Een hongerige reiger zit al een tijdje op enkele meters van ons vandaan te wachten op een hap. Nou die krijgt hij ook. De bami slierten, die ik al pittig vind, worden met grote gulzigheid naar binnen geslokt. Berouw komt na de zonde want enige tijd later stapt de reiger het ondiepe water in om zijn dorst te lessen. Hij blijft dit enkele keren doen. Vanuit de mist zien we even later een visser verschijnen. Het blijkt een snoekbaarsvisser te zijn die eveneens zijn geluk beproeft op het verwarmde water bij de centrale. Als we hem even later met een kromme stok zien staan gaan we even kijken. Hevig vloekend staat de man te drillen. Da’s godverdomme al de vierde, bah. Rolf en ik kijken elkaar verbaasd aan. Daar kom je toch voor? Even later wordt het duidelijk. Een aalscholver verschijnt aan de oppervlakte en veroorzaakt een hoop kabaal, maar wat een drill. Als we denken aan inpakken verschijnt de politie om de vergunningen te controleren. We blijken niet de vereiste vergunningen te hebben om hier te mogen vissen, maar door mijn redenatie dat een en ander dan zeer onduidelijk in de grote vergunning staat en het aantonen op de stafkaart dat hier vissen mijns inziens wel mag komen wij er met een waarschuwing vanaf. Twee Friese snoekbaarsvissers zijn minder gelukkig, ondanks de vangst van een snoekbaars van zo’n driekwart meter. De vis wordt duur betaald zo blijkt want beiden krijgen een bekeuring van tweehonderd gulden p/p. Als dan ‘s avonds tijdens het kijken naar Studio Sport bekend wordt dat ook de elfstedentocht niet doorgaat moeten deze jongens echt een mega baaldag hebben. We vingen die dag overigens helemaal niets.

Als ik op huizenjacht ben in Brabant (inmiddels is bekend dat ik overgeplaatst wordt naar Breda) weet ik het nuttige met het aangename te combineren en kan ik op 1 maart, bij ijzig koud weer, mijn eerste vis van het seizoen vangen. Vissend met een zelfgebouwd pennetje vang ik aan enkele korrels mais een karper van 86 centimeter en 23½ pond. Het is een echt kunststuk want ik haak deze vis tussen een brugpeiler en een dukdalf beide op 20 cm van mijn pen. Voordat de vis in de gaten heeft wat er gebeurt ligt hij al in mijn landingsnet.


De volgende dag weet ik nog een schub van een pond of twaalf te vangen op dezelfde plek.

 

Het voorjaar brengt verder niet veel vis op de kant met uitzondering van de laatste sessie in Dronten, waar ik in enkele uurtjes drie vissen weet te vangen waaronder een mooie spiegel van 17 pond.

Inmiddels ben ik werkzaam op de KMA in Breda en ook daar weet ik wat kleinere karpers te vangen. Ook heb ik intussen de beslissing genomen om het leger te verlaten en logistiek management te gaan studeren. In juli verhuis ik naar het zuiden en besteed ik veel tijd met het inrichten en opknappen van mijn nieuwe huis. In augustus ben ik weer van de partij bij de jeugdvisweek bij Willem Zandstra waar ik samen met Rolf, Mischa en Mick optreedt als begeleider. Op een klein watertje waar twee dertigers zouden moeten rondzwemmen weet ik 15 karpertjes te vangen tot 15 pond. Leuk voor de aantallen. In deze week zit ook een vissertje die tegenwoordig bij velen bekend zal zijn. Het joch is dan een jaar of 15 schat ik en is dolenthousiast. Zijn naam Arjen Uitbeijerse. (Hij staat achter het bord in de grijze trui aan de rechterkant. Rolf en ik staan achteraan rechts) 


Pas aan het eind van het seizoen kan ik, studerend aan de waterkant, weer een knappe vis vangen. Een nieuw record, 89 cm 27 pond, op het kanaal Wessem-Nederweert na drie dagen voeren met mijn oude vertrouwde vismeel recept.

 

 

Ook in november komt er nog een twintiger op de kant, ditmaal op een oude stek in Weert waar ik al meerdere successen behaalde in 1993. Een 88 cm lange torpedo laat zich als het ware naar de kant slepen en begint pas bij het maken van de foto's (met de zelfontspanner) te vechten. Het kost me dan ook minstens zes pogingen voordat ik een foto heb waarvan ik dénk dat hij gelukt is.

Al met al heb ik dit seizoen leuk gevist zeker gerelateerd aan het doel wat ik mezelf had gesteld. “Eerst de wateren in de omgeving verkennen voor wat betreft stekkeuze en alles wat ik daarbij vang is meegenomen. Hoofddoel is het verkennen van wat de bodemgesteldheid onder water is en waar de vis zich ophoudt in welk deel van het jaar”.

Ik sluit dit seizoen af op iets meer dan veertig vissen en dat is een heel ander aantal dan hetgeen ik de laatste jaren gewend ben.