Seizoen 1999

Drie decennia…. en nu?

Met het nieuwe seizoen voor de deur is het altijd de vraag wat mijn doelen voor dit jaar worden. Ik wil in ieder geval proberen om ook dit seizoen wederom vis(sen) te vangen van boven de 15 kilo. Ik weet waar ze zitten maar dan heb je ze nog niet op de kant. Toch wil ik effectiever zijn in mijn aanpak. Ik heb te veel blanks gehad het afgelopen seizoen. Ik moet dus voor de minder productieve periodes stekken vinden die wel opleveren. Dat wordt het doel voor dit seizoen. Ik zal proberen om meer dan dertig vissen te vangen waarvan 15 vissen boven de twintig pond waaronder twee dertigers. Dit gerelateerd aan globaal hetzelfde aantal uren als dit jaar. Die mogelijkheid heb ik alleen als ik op wateren vis waar de kans op dergelijke vissen ook aanwezig is. Ik wil me dus meer gaan toeleggen op de Maas, Wessem-Nederweert en het kanaal Bocholt-Herentals. Helaas kent België een gesloten tijd en is nachtvissen er verboden. Nu ben ik over het algemeen een visser die het moet hebben van korte sessies in de vroege ochtend of de avond dus moet het vissen in België binnen mijn manier van aanpak kunnen werken. De Maas is een ander verhaal. Daar is het vaak zo druk dat je daar vaak voor een ander zult voeren dus daar ben ik nog niet uit. Ik zal daar meer moeten zoeken naar een stek voor mijzelf. Ik heb er zin in en dat is het belangrijkste.

De eerste keer dat ik dit jaar wegga, is op 17 januari. Op een zondag nota bene. Ik ben van plan om aan de Maas te gaan vissen op het punt waar het kanaal Wessem-Nederweert begint. Op de kaart heb ik een loswal van een steen en grind opslagbedrijf ontdekt en ziet de stek er goed uit. Als ik om zeven uur aan het water kom lijkt de werkelijkheid er toch anders uit te zien. De afstand is vrij groot (niet onhaalbaar) en doordat het nog donker is kan ik onvoldoende zien. Ik besluit niet te wachten tot het licht wordt maar om naar de put in de omgeving te rijden. Daar aangekomen is ook het een en ander veranderd. Daar waar je eerst met de auto kon parkeren staat nu een hek. Het is (nog) niet helemaal afgesloten en er kan een auto door. Op het moment dat ik het licht glooiende modderige talud afrijd besef ik me dat het nog een hele toer zal worden om hier weer naar boven te komen. Dat blijkt. Na vijf angstige minuten met een hoog toerental in de tweede versnelling weet ik de harde weg weer te bereiken. Resultaat; ”een verschrikkelijk smerige auto en ook geen zin meer om hier nog te gaan vissen”. Ik besluit tegen beter weten in om maar naar de Ellbrug te rijden en daar mijn heil te zoeken maar zoals zo vaak is ook deze zondag niet productief op het kanaal. Om half een belt Marian me om te zeggen dat Rolf vanmiddag komt. Dus begin ik, net als vorig jaar, het seizoen met een blank. Shit!

Tijdens mijn wachtdienst kan ik de loswal, waar ik in eerste instantie mijn zinnen op gezet had, niet uit mijn gedachten zetten en ik besluit er nog eens te gaan kijken. Ter plaatse aangekomen zie ik dat het hek van de grindopslag wederom gesloten is en ik besluit dan maar om te kijken waar ik dan wel kan voeren. Op redelijk eenvoudige wijze kan ik aan het water komen en ik voer er maandagavond 750 gram White Chocolate boilies. Ik heb bedacht om dit ook op woensdag en donderdag te doen en dan op vrijdag mijn geluk te beproeven. De hoeveelheid lijkt voor winterse maatstaven redelijk veel maar Johan, die veel op de Maas vist, vertelde me zelf niet minder te voeren dan een kilo. Hij vist echter zelf niet in deze tijd van het jaar dus ik heb besloten het pond, hetgeen ik van plan was, en de kilo, die hij me voorstelde, te middelen. Als ik het voer in het uitgestrekte water gooi lijkt het inderdaad slechts een druppel op een gloeiende plaat. Ik ben benieuwd.
Op vrijdagochtend ben ik om halfacht aan het water. Het is nog donker alhoewel de ochtendschemering begint in te zetten. Ik bekijk de stek maar zie niets wat op vis duid. Om kwart voor acht wijzen mijn beide Harrisons naar de voerplek. Ik heb beide lijnen voorzien van een toplood omdat ik hier de nodige scheepvaart verwacht. Dat blijkt een understatement. In vier uur tijd passeren er zeker twintig schepen.
Mijn hengels kan ik alleen laten liggen als er ongeladen schepen passeren hetgeen blijkt als ik de proef op de som neem bij een beladen binnenvaartschip. Mijn rechter lijn die ik in de vaargeul heb liggen blijft onaangeroerd maar de linker wordt opgepikt en ik krijg een run van jewelste. Als ik een nieuwe montage heb gemonteerd besluit ik verder onder de eigen kant te vissen omdat ik aan het ingooien en ophalen blijf. Zo gaat ook mijn tweede sessie visloos voorbij. Na het vissen rijd ik nog even naar de punt waar de oorsprong van het kanaal aan de Maas ligt. Hier ligt een op het oog mooie stek aan een kleine inham. Het ademt hier gewoon naar grote karper. De inham is gedeeltelijk niet voorzien van basaltblokken en heeft een klein zandstrandje. Over enkele weken, na de beurs, ga ik het hier zeker nog eens proberen.


Vooral het zien van een hoop bekenden maakt Carp ’99 tot een verschrikkelijk leuke beurs. Ook tijdens het op stap gaan in Zwolle gebeuren er nog wat leuke dingen. Zo sta ik op een gegeven ogenblik met Mick te praten als Michel mij plotseling van achteren bij mijn kont pakt. Zonder te kijken graai ik op kruishoogte naar achter en heb een handvol te pakken. Ik draai er eens stevig aan en hoor een kreet met een stem die niet van Michel is. Het is een onbekende die even later met een maat van hem terugkomt om verhaal te halen. Na hem uitgelegd te hebben hoe een en ander kon gebeuren, schudden we handen en is een handgemeen voorkomen. Het hielp overigens wel dat Rolf, Michel en nog enkele andere maten er bij stonden om in geval van 'losse handjes' direct mee te kunnen helpen. De volgende dag heb ik het vrij slecht (Michel en ik waren om halfvier terug in het hotel) maar Rolf was samen met Mick pas om vijf uur terug. Tijdens het ontbijt spoelen we onze respectievelijke katers met koffie weg. Tegen tien uur komt Mick eindelijk aangestrompeld. De aanblik van hem, en met name de staat waarin hij verkeert, zorgt ervoor dat wij ons direct weer 100% voelen. Zijn algehele malaise duurt de hele dag en wij hebben daar het nodige ziekelijke plezier in. Waar heb je anders vrienden voor?

De derde sessie van het jaar vis ik op de stek die ik tijdens mijn laatste sessie had bekeken. Het ziet er geweldig uit en met de kans op een zonnetje verwacht ik dat de vis mogelijk het ondiepe deel opzoekt om wat warmte te absorberen. Helaas is er de afgelopen dagen veel sneeuw en hagel gevallen hetgeen de watertemperatuur nog wat heeft laten dalen en doordat al dat water ook moet worden afgevoerd stroomt de nabijgelegen Maas erg hard. Tegen tien uur komt er eindelijk een waterig zonnetje op het wateroppervlak maar de vis laat zich ook vandaag niet zien. Van een voorbijganger die zijn hond uitlaat hoor ik dat hier vrij veel gevist wordt, ook met tentjes. Ik had dat eigenlijk ook wel verwacht want de stek ziet er echt heel aantrekkelijk uit met een overhangende boom, een ondiep talud, vlak aan de Maas, nabij de Clauscentrale, tegenover de ingang van een groot grindgat, aan de oorsprong van het kanaal en plaats genoeg voor twee vissers die er redelijk uit zicht kunnen zitten. Ik heb er nog even aan getwijfeld om hier met Rolf onze gezamenlijke mei-sessie te vissen maar ik denk dat we beter naar onze oude stek kunnen terugkeren. Dus ook deze keer weer met een droge onthaakmat naar huis toe. Bestond mijn winterstek op de Zuidwillemsvaart nog maar.

Op 5, 6 en 7 maart sta ik met Mick op de Vis Varia beurs, wederom in Zwolle. De beurs op zich is een succes hoewel er weinig karpervissers zijn. Tienduizend bezoekers waaronder een hoop jeugd, de toekomst van onze hobby, laten zich voorlichten en tonen belangstelling. Hier doe ik weer wat nieuwe kennissen op in de vorm van het Happy Hooker team.
Een leuke groep die mij vragen of ik ook niet lid wil worden van de KSN in Gilze-Rijen. Ik besluit er nog eens over na te denken maar ik weet niet of het wel wat voor mij is. Wat dat betreft ben ik toch eigenlijk een einzelgänger waar het mijn karpervisserij betreft. Voor de contacten lijkt het me toch wel leuk.

Op 11 maart, mijn trouwdag, rijd ik in de ochtendschemering naar de Zuidwillemsvaart. Ik ben van plan om op de VW-stek te gaan vissen. Als ik daar aankom zie ik dat al het riet weg is en de stek oogt leeg. Ik heb direct het gevoel dat ik hier vandaag niet moet vissen omdat het normaal gesproken al geen vetpot is met het aantal aanbeten. Nu de stek zo kaal eruitziet en je aan de overzijde elke auto en fiets kunt zien langskomen lijkt het me helemaal niets. Ik besluit naar het kanaal Wessem-Nederweert te rijden en aan de Ellbrug te gaan zitten. Het is koud en mistig en ik besluit met beide hengels aan de eigen zijde te vissen omdat je geen boten kunt zien aankomen. Het zicht is nauwelijks honderd meter en ik wil ook niet te vaak ingooien omdat ik niet verwacht dat de vis actief is met dit weer. Rond halftien breekt de zon vaker en vaker door de mist heen en om tien uur is het zicht redelijk normaal. De watertemperatuur bedraagt slechts zes graden terwijl het toch al half maart is. Het is te lang koud geweest.
Je zult zien dat het de komende weken te snel opwarmt waardoor de goede periode alweer voorbij is voor hij goed en wel begonnen is. Hopelijk loopt dit visjaar niet uit op een teleurstelling. Het is nog vrij vroeg in het jaar maar normaal heb ik juist in deze periode goede resultaten. Ik zal meer nachten moeten vissen dit jaar wil ik scoren. Ook deze vierde sessie levert geen succes op alhoewel ik een goede tip krijg over een dagstek op dit kanaal. Misschien wat voor de volgende keer.

Vijf dagen later, op dinsdag, kom ik wederom aan het kanaal. Terwijl ik naar de stek rijd die mij de vorige keer aan de hand werd gedaan zie ik bij de Ellbrug een tent staan. Het is de visser die mij de vorige keer vertelde het eens bij daglicht bij de sluis te proberen. Later op de avond komt hij bij me langs en vertelt me dat hij de hele dag bij de brug heeft gezeten maar niets heeft gevangen. Hij denkt dat de watertemperatuur nog steeds niet hoog genoeg is. Deze is inmiddels gestegen naar acht graden. Hij was van plan om een nacht te blijven zitten maar durfde dat niet aan omdat hij zijn vergunningen vergeten was. Inmiddels is het donker geworden en er gaan steeds meer schepen voor anker bij de sluis. De sluis zelf blijft tot tien uur in gebruik en ik ben regelmatig genoodzaakt om binnen te draaien en opnieuw in te werpen. Vooral als de sluis gaat schutten wordt er veel water naar de sluisdeuren gezogen hetgeen de oorzaak is dat ik zelfs honderd gram lood slechts met moeite op zijn plek kan houden. Als om kwart over tien een binnenvaartschip wil aanleggen op mijn stek besluit ik het voor gezien te houden. Op enkele draaiende vissen aan de oppervlakte na heb ik wederom geen actie gezien. Ik ben er ook niet zeker van dat het karper betrof. Toch kom ik hier terug. De stek spreekt mij aan maar ik denk meer kans te maken als de andere sluis wordt gebruikt voor het doorlaten van de schepen. Volgens Jan, de visser van de tip, is de zomer de aangewezen tijd voor deze stek. Op zich komt dat wel goed uit omdat in de zomer mijn vangstresultaten de laatste jaren niet sterk zijn geweest. Mijn motivatie is nog steeds hoog en lijkt evenredig te stijgen met elke blank die ik oploop, het is tenslotte al half maart en met een week wachtdienst in het vooruitzicht wordt het moeilijk om te plannen wanneer mijn volgende sessie zal plaatsvinden. Toch zal mijn doorzettingsvermogen worden beloond. Ook dit jaar.
Op donderdag 25 maart heb ik een vrije dag en er is mooi weer voorspeld. Het moet volgens verwachting zo’n achttien graden worden. Van de voorpret ben ik al om halfvijf wakker, spontaan zonder wekker. Ik bedenk mezelf dat dit spontaan ontwaken getuigt van verschrikkelijk veel plezier in mijn hobby, ook nog na dertig jaar. Vroeger had ik dat ook altijd. Ik besluit rustig aan te doen omdat ik tijd genoeg heb. Om halfzes rijd ik thuis weg met een thermoskan koffie, een thermoskan soep, brood een appel en nog veel meer. Ik rijd wederom naar de sluis bij Wessem. Gelukkig is vandaag de andere sluis in gebruik en ik ben positief over de te verwachten vangst. Na ruim twee uur en geen visje dat zich laat zien denk ik dat het best mogelijk is dat de vis het ondiepe water opzoekt om zich door de klimmende zon te laten verwarmen. Helaas is het op deze plek zes meter diep. Niet echt wat je noemt een plek om op te warmen. Ik bedenk me ineens dat langs de Maas nog een gat ligt dat aan de oevers ondiep is met een aflopend talud naar een meter of drie. Ik pak als een haas in en ben om negen uur ter plekke. Een kwartier later wijzen beide hengels weer naar het water en ben ik weer aan het vissen. Ondanks het mooie zonnige weer staat er een frisse wind en ik zet mijn paraplu op. Helaas was ik niet voorbereid op het zitten in het veld omdat ik gepland had bij de sluis vanuit mijn auto te vissen. Nu moet ik me behelpen met mijn onthaakmat en een kussentje wat uit mijn rugzak komt. Redelijk oncomfortabel maar met koffie en een shaggie zit ik uur na uur naar het water te turen en zie ook hier geen spoor van vis. Om twee uur houd ik het maar weer voor gezien. Het vertrouwen is weg en ik ben moe. Thuis aangekomen ziet Marian gelijk hoe laat het is maar gelukkig drijft ze er deze keer niet de spot mee. Ik klop mijn gegevens in de computer en ga zitten balen. Bah!

Op vrijdag twee april (voor het paasweekend) kom ik na twee dagen voeren met tijgernoten en boilies om zes uur op mijn oude vertrouwde VW-stek. Als mijn hengels zijn voorzien van aas en op de voorbereidde voerstekken liggen, neem ik er mijn gemak van met een bak koffie en geniet van de ontwakende wereld om mij heen. Zo rond halfzeven, ik kijk net de andere kant op, hoor ik een springende karper rechts van mij. Als ik mijn hoofd in de richting van het geluid draai, zie ik dat ik te laat ben. Alleen een grote kring, zo’n twintig meter van mij vandaan, getuigt van de vis die daar uit het water kwam. Uit de grootte van de kring en de klap waarmee de vis terugviel concludeer ik dat het een zware vis moet zijn geweest. Ik weet dat ze er zitten. Vorig jaar ving ik hier nog tweeëndertig pond knokkende schubben. Ook andere vissers zijn op dit stuk kanaal de dertig pond grens reeds gepasseerd. Op en top gemotiveerd zit ik observerend aan het water. Als ik zo rond halftien nog geen actie heb gehad besluit ik, op een plaats waar ik al tweemaal wat beweging heb bespeurd, mijn derde hengel in te zetten. Het vist een stuk completer maar ik word ook een stuk spichtiger. Ik weet dat er nog al eens controle plaatsvindt op dit stuk kanaal. Als ik zo rond halftwaalf in de verte de auto van de veldpolitie, een rode terreinwagen, zie aankomen draai ik als een bezetene mijn derde hengel binnen, haal de boilie eraf en haal de delen uit elkaar. Ik kan ze nog net naast mijn auto op de grond leggen als de auto stopt. De aanval is de beste verdediging, dus ik stap uit en haal mijn papieren tevoorschijn. Het zaakje is dik in orde maar de ogen van de man dwalen regelmatig af naar mijn hengel die naast de auto ligt. Ik bedenk me dat mijn optonic nog op de steun staat, een meter of vier rechts van mijn rodpod. Gelukkig ziet hij hem niet en na een praatje over de natuur en over een bekeuring die hij aan een jongen heeft gegeven omdat hij met een hengel teveel viste (ligt daar een waarschuwing aan mijn adres in verscholen?) gaat de man huiswaarts. Ik weet nu in ieder geval waar hij woont en hoe vaak hij langskomt. Het is inmiddels twaalf uur geweest en de temperatuur is gestegen tot een krappe twintig graden. Om half een ruim ik op.

Diezelfde avond ben ik weer terug. Ik hoop dat de vis die vanochtend sprong gaat azen. Met precisie gooi ik mijn hengels op de plaatsen waar ik vanochtend nog wat gevoerd heb. Het weerlicht een beetje en de wind is gedraaid naar het zuidwesten. Het begint donker te worden en de aanwezige witvis doet aan de oppervlakte een laatste poging het daglicht te vangen. Ik ruik de karper. Mijn linker swinger loopt begeleid door piepen uit mijn beetmelder twee stappen omhoog. Gespannen zit ik achter mijn hengels. Nog een piep, ditmaal op mijn rechter hengel. Als ik naar links kijk zie ik waarom. Een boot! Ik draai beide lijnen binnen en wacht tot hij gepasseerd is. Het is inmiddels donker en door het woelige water kan ik bij het ingooien niet exact zien waar mijn aas in het water terechtkomt. Mijn gevoel zegt me dat ik iets verder uit de kant lig dan bij daglicht maar ik besluit beide hengels te laten liggen. De vis zal het wel vinden als hij in de buurt is. Dan wederom een flits en een tiental seconden later gerommel. Ik besluit om weer in de auto te gaan zitten. Even later regent het. Om halftwaalf houd ik het voor gezien. Redelijk gewend aan alweer een blank overdenk ik hoe ik het moet aanpakken om mijn vangsten af te dwingen. Ondanks dertig jaar ervaring zal ik keihard moeten werken en mijn stinkende best moeten doen om succesvol te zijn. Mijn motivatie put ik uit de overtuiging dat de vis op mijn stek aanwezig is.

Twee dagen later, op eerste paasdag, besluit ik om de avonduren nogmaals aan het water door te brengen. Om halfacht heb ik mijn hengels weer gereed op de steunen. Het blijft door mijn hoofd spoken dat het zondag is, dat er geen schepen varen, dat ik nog nooit op zondag vis heb gevangen op dit kanaal en dat ik op wat witvis na wederom geen teken van karper bespeur. Om een lang verhaal kort te maken. Na anderhalf uur pak ik in en vertrek. Ik besluit nog even in de kom te gaan kijken bij enkele Duitsers die daar hun bivvy’s hebben opgeslagen. Daar wordt weer een tipje van de geheime sluier van de Zuidwillemsvaart opgelicht. Ik krijg een goede tip over de kanaalhaven inclusief de foto’s van een tweeëndertig pond spiegel en een graskarper van vierentwintig pond die zeker een meter lang moet zijn. Ze hebben vorig jaar juni gevist vanaf de palen naar de ingang van de haven. Ze vertellen me in de haven zelf veel grote vis te hebben gezien vlak bij de ingang aan de rechterzijde waar een wierbed staat op een zandbankje. Dat belooft nog wat. Misschien moet ik met de pen nog maar eens een poging wagen. Je moet toch wat als je niet visloos wilt blijven.

Wat moet ik nu? Die vraag stel ik me als ik ‘s avonds na wederom een visloze sessie achter mijn computer zit. De afgelopen nacht heb ik samen met Michel doorgebracht aan mijn stek aan de Zuidwillemsvaart. Toen ik vanochtend mijn lijnen binnen draaide, wat redelijk zwaar ging, trof ik aan de onderlijn van mijn linker hengel een grote tak aan. De boilies waren verdwenen. Aan de rechter haak zat een plastic zak met ergens ertussenin mijn tijgernoten. Een nacht van veertien uur toegevoegd aan mijn urenstaatje van dit jaar. De omstandigheden zouden nu eigenlijk optimaal moeten zijn. De watertemperatuur is dertien graden, de vis heeft zijn winterkwartier verlaten en zit weer op het kanaal en ook de nachttemperatuur blijft inmiddels weer ruim boven het vriespunt. Ik weet het echt niet meer. Nog nooit heb ik zo’n slechte seizoenstart meegemaakt. Toch moet het binnenkort gebeuren. Ik blijf hopen op succes in dit laatste jaar van het millennium.

Op vrijdag 23 april ben ik al een half uur voordat de wekker afloopt wakker. Ik heb er zin in. De afgelopen twee dagen heb ik licht gevoerd met mijn oude vertrouwde Combination Mix. Als ik aan het water kom begint het net te schemeren. Om ongeveer kwart voor zes zit ik aan mijn eerste bakkie koffie en kijk over het spiegelgladde water. De witvis, waarschijnlijk winde en voorn, slaan gaten in het wateroppervlak.
Nadat er enkele boten gepasseerd zijn en de zon geklommen is tot een hoogte dat hij net de auto weet te verwarmen besluit ik even naar het werk te bellen om nog wat werk door te spreken. Het gesprek is van korte duur. Mijn rechter hengel die ik in de vaargeul heb gemikt trekt krom en de baitrunner begint te lopen. Na een snel “houdoe” hang ik op en duik op mijn hengel. Ik sla aan en bekijk de lijn die langzaam uit het water klimt. Hij gaat vrij traag door het water en ik denk aan een goede vis. Na enkele minuten laat de vis zich voor het eerst zien. Hij lijkt me toch wat tegenvallen, maar ik had al met mezelf afgesproken dat, hoe klein hij ook is, ik hem in ieder geval op de foto zet omdat het dit jaar mijn eerste vis is. Het heeft nog geen enkel seizoen zo lang geduurd voordat de eerste eruit kwam. De angst dat de haak lost slaat toe. "Dat zul je net zien", mompel ik in mezelf, "dat ik de eerste verspeel". Het blijkt dat ik meer vertrouwen in mijzelf en in m’n materiaal moet hebben want de vis glijdt al over het koordje van het landingsnet. Met een gekreund “yes” hijs ik de vis op de kant en leg hem op de gereedliggende onthaakmat. De lengte valt niet tegen, 85 centimeter. Ik heb inmiddels ook gezien dat hij wel over de twintig pond zal gaan. Met een pond extra zo blijkt. Ik vis nog twee uur door maar er meldt zich niets meer. Voldaan ruim ik op en rijd naar huis. Het zal me vanmiddag aanzienlijk minder zwaar vallen om verder te gaan met schilderen op zolder.
De teerling is geworpen.

Omdat ik over twee weken samen met Rolf drie dagen aan de Maas ga zitten, besluit ik op woensdag de 28e daar vast een proefsessie te vissen. Om kwart voor zes ben ik ter plaatse. Gelukkig staan er nog geen koeien in de wei. Vorig jaar rond deze tijd was dat anders. Mijn gedachten gaan terug naar vorig seizoen toen ik op Koninginnedag een schitterende rijenkarper van deze stek vandaan trok. Nadat mijn drie hengels zijn voorzien van aas, zit ik rustig in de ontwakende natuur. Dit tijdstip van de dag bevalt me het best. Er hebben inmiddels een aantal vissen gedraaid in de onmiddellijke omgeving van mijn stek. Windes, brasems, voorns maar ook karper. Plotseling gepiep van rechts. Als ik in de richting kijk waar het geluid vandaan komt zie ik een rat die een jong konijntje te pakken heeft. Het konijntje is groter dan de rat die zijn tanden stevig in het achterwerk van het konijn heeft vastgebeten. Even speel ik met de gedachte om tussenbeide te komen maar ik besluit de natuur z’n gang te laten gaan. Het konijn kan het uiteindelijk niet navertellen. Om kwart over negen kromt de top van mijn middelste hengel, begeleid door twee piepen uit de elektronica, zich naar het water. Een tel later schreeuwt de baitrunner het uit.

Net als anders schakel ik tijdens het oppakken van de hengel de gevechtsslip in. Deze keer is het anders. Komt normaal gesproken mijn hengel omhoog bij het aanslaan, nu wordt hij haast uit mijn handen getrokken. Dit heb ik nog nooit meegemaakt. Helaas schiet de vis na ongeveer tien tellen los. Ik heb de haak nooit goed kunnen zetten. Gelukkig komt om vijf voor tien de herkansing op mijn linker hengel. Deze keer pak ik eerst de hengel op voordat ik de baitrunner uitschakel en ik sla krachtig aan. Een grote kolk verschijnt aan de oppervlakte en een naakte brede rug doorklieft de Maas. Een gele schim ploegt door het vrij heldere water. Na ongeveer vijf minuten heb ik de spiegelkarper onder de top en weet ik het net eronder te schuiven. De lengte lijkt me wat tegenvallen maar de vis is redelijk hoog gebouwd. Hij mocht ook wel wat breder. Nou ja, eerst maar eens wegen en meten. De vis haalt met zijn negenenzeventig centimeter toch nog ruim de 23 pond. De tweede twintiger is binnen. Deze dril heeft me echter veel meer plezier bezorgd dan de eerste. De watertemperatuur is een verrassing, 14½ graad. Om elf uur pak ik in en besluit nog even met een penhengel rond te struinen langs het paaigat. Overal is paaiende brasem maar van karper geen spoor. Na een uur houd ik ook dit voor gezien en ga thuis een welverdiende boterham eten. Ik heb zin in onze driedaagse sessie in mei. Twee runs op een ochtend zonder voor te voeren is een behoorlijke opsteker. Het dertigste seizoen kan wat mij betreft nu beginnen.
Ik kan niet wachten. Het weiland aan het paaigat trekt te erg. Zaterdag 1 mei ga ik, na het eten van een groot bord asperges, naar de Maas. Rondom de punt waar ik vorig jaar samen met Rolf onze gezamenlijke sessie viste zitten zo’n 15 vissers. Het zijn allemaal witvissers dus concurrentie heb ik niet. Het is lekker warm in het zonnetje en een T-shirt is warm genoeg. Ik zet weer drie stokken in waarvan ik er twee beaas met Combination Mix en een met White chocolate boilies. Na een uur gaat de telefoon. Het is een collega van het werk die belt in verband met een calamiteit. Dertig seconden later gaat er een ander belletje. Mijn linker hengel trekt krom en de vis suist met de stroom mee richting Roermond. Ik sta op uit mijn stoel, nog steeds telefonerend, en pak krampachtig met de telefoon tussen mijn oor en schouder geklemd mijn hengel van de rodpod. Ik probeer aan te slaan maar vanwege mijn telefoon lukt dat niet erg. Even later schiet de vis los. Shit! Na het telefoontje voorzie ik mijn hengel opnieuw van aas en werp weer op dezelfde plek in. Even later springt er een grote vis in de buurt van mijn rechter hengel. Vol vertrouwen vis ik door. Het zal de enige vis zijn die springt vanavond. Na drieënhalf uur houd ik het voor gezien. Wederom heb ik zonder voor te voeren actie gehad. Mijn grootste angst voor onze sessie is dat er koeien in het weiland staan als we gaan vissen. Als we in het weiland kunnen zitten vangen we vis, daarvan ben ik overtuigd.

Omdat vijf mei bij de NS een feestdag is ben ik vrij. Ik weet met een kleine list onder mijn klussen uit te komen door Chiel mee te nemen naar het water. Ik denk weinig last van hem te hebben omdat er genoeg leuke dingen langs de Maas liggen die hem interesseren. Flessen, schoenen, balletjes, hout, plastic, stenen en nog veel meer. Daarnaast kan ik dan ook rustig met drie hengels vissen omdat hij nog geen vergunning nodig heeft. Eigenlijk zijn we in mijn ogen een uur te laat aan het water maar we kunnen in ieder geval vissen. De ochtend verloopt rustig op twee piepen op mijn linker hengel na. Helaas blijft het daarbij. Na vier uur wordt Chiel het beu en houden we het voor gezien. Op de terugweg kom ik een boer met een tractor tegen. Daarachter hangt een veewagentje met een aantal vaarzen of pinken. Ik hoop dat hij niet naar mijn stek rijdt. Maandag zullen we het zien of zelfs in het weekend al als ik ga voeren. Ik moet maar duimen.

Vrijdagavond belt Rolf op, hij heeft een geweldig idee. Zullen we zondagavond al gaan? Dan zijn we mooi op tijd en zit ik niet op maandag in de ochtendspits. Hij heeft het met Willeke al rond. Ook Marian heeft, ondanks Moederdag, geen probleem met het plan dus de afspraak is snel gemaakt. Dat scheelt al gauw zo’n twaalf uur extra vissen en, het belangrijkste, een extra ochtend. We moeten zo toch dicht in de buurt van 55 a 60 uur effectief vissen toekomen. De weersvooruitzichten zijn niet ongunstig. Zuidwestenwind kracht 3 tot 4, temperaturen tussen 15 en 20 graden, een zonnetje afgewisseld met een bui en nachttemperaturen rond de 9 graden. Ideaal karper weer dus. Ik ben verschrikkelijk vol vertrouwen. Helaas zie ik als ik zaterdagavond ga voeren, vijf kilo boilies en vijf kilo mais, dat er koeien in het weiland staan. Zou afgelopen woensdag dan toch... ? Ik bel Rolf op en vertel over de koeien en we besluiten gewoon toch in het weiland te gaan zitten.

Rolf is al om negen uur bij me. We laden de spullen in zijn auto en om goed tien uur zijn we op de stek in het weiland aan de ingang van de paaiplas. De koeien bevinden zich achter in de wei en blijven rustig liggen. Om 23.00 uur liggen de hengels op de stek en proosten we met een pilsje op succes. We besluiten, vanwege het mooie weer, om alleen onder de paraplu te slapen en pas morgen onze bivvy’s op te bouwen. Om half een zoeken we de slaapzakken op en gaan slapen. Rolf is al om halfzes wakker en haalt ook mij uit mijn slaap. We zitten op de rand van het weiland en kijken naar het ontwakende water.
Er is iets veranderd ten opzichte van de vorige week. Er springt geen enkele karper! Pas om tien uur komt de eerste run op de linker hengel van Rolf. Een vis van achttien pond mag even op het droge. De rest van de dag gebeurt er niets behalve dat het mooie zonnige weer plaats maakt voor een dik wolkendek waaruit een hoop regen naar beneden komt. Het wordt nog erger. Een onweersbui trekt nauwelijks aan ons voorbij en om kwart over negen stopt er een groene jeep bij onze bivvy’s. In de veronderstelling dat we de juiste papieren hebben maken we ons geen zorgen en ook de boer van wie het weiland is heeft in de tweemaal dat hij langskwam niet gezegd dat we weg moesten. We laten onze papieren zien die inderdaad voldoen. Maar we hebben volgens de ambtenaren twee borden “Verboden toegang voor onbevoegden” gepasseerd en krijgen een bekeuring voor het overtreden van artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht. Dat kost ons zestig piek de man, maar wat erger is we moeten weg. Op mijn vraag of we niet kunnen blijven zitten omdat het bijna donker is komt het antwoord dat ze vandaag niet meer terugkomen maar dat we niet mogen blijven. Als ze wegrijden besluiten we de nacht nog te blijven. Balend zoeken we tijdig ons nachtvertrek op. Om kwart over een word ik wakker van een lichtflits en geluiden van vallende druppels. Ik kan nog net even plassen zonder echt nat te worden. Overal flitst het en de wind wakkert aan tot kracht zeven of acht. Ik ben bang. Midden in een weiland waarbij de tijd tussen flits en donder soms maar twee seconden is, is niet goed voor je gerustheid. Na ongeveer een uur houdt het op. Ook deze nacht gaat zonder aanbeet voorbij en we balen allebei. Rolf ving aan het eind van het onweer twee brasems achter elkaar waarvan hij de laatste in mijn landingsnet legt voor de grap. Helaas vond een rat het een smakelijke hap en nam gelijk maar enkele mazen mee in zijn eetlust. Resultaat: twee grote en een iets kleiner gat in mijn net. Een Duitser is gisterenavond op onze oude stek gaan zitten dus daarheen verkassen is onmogelijk. Wat nog erger is; hij ving een 26-er en een 20-er zonder voor te voeren. Dat kan er ook nog wel bij. We gaan bij de sluis op een landtong zitten. Ik besluit daar om even in het paaigat te gaan pennen. Als ik daar aankom zie ik overal draaiende en spartelende karper. De paai is begonnen. Om een lang verhaal kort te maken, we pakken in en zoeken nog even naar een ondiepe stek waar we misschien nog een kans maken op vis maar ook de zoektocht loopt op niets uit. Om goed zes uur staan we weer in Maarheeze en eindigt deze sessie in een afgang in plaats van in de geplande triomf. Toch hebben we ondanks alle ellende ook dingen geleerd deze sessie. Volgend jaar moeten we een week eerder gaan omdat de watertemperatuur nu te hoog was. Ook moeten we niet meer voorvoeren maar slechts een dertigtal boilies per hengel bijvoeren. Als laatste moeten we gewoon weer op de punt gaan zitten want zelfs al vallen alle aanbeten op mijn linker hengel dan nog vangen we meer dan tijdens dit debacle. Kortom dit was een sessie om snel te vergeten.

Op woensdag 19 mei weer geweest op dezelfde stek. De Duitser was er ook weer. Hij heet Alex. Met boilies van de Zutter ving hij een schitterende 21½ pond spiegel. Verder heb ik geen zin om hier nog iets aan toe te voegen. Ik baal heel erg.

Ook de maand juni geeft eigenlijk weinig aanleiding om zaken aan mijn computer toe te vertrouwen. Het enige wat enigszins de moeite van het vermelden waard is, is de trip van Mick, Rolf, Hans Spitters (een vriend van Rolf) en mezelf naar la Tombe. Onze verwachtingen zijn hoog gespannen maar er gebeurt de eerste dagen niet veel behalve dan dat Mick begeleid door een hoop kabaal door een steiger zakt. Helaas blijven we ook in Frankrijk visloos, op Mick na die in de laatste nacht een vis van 17 pond weet te landen. Lucky wanker, dat moeten we weer lang horen. Het is een erg lange schubkarper van bijna 90 cm en Mick vermoedt dan ook dat het een rivierkarper betreft die van de Seine of de Yonne afkomstig is.

  

Wat een nieuw succesjaar had moeten worden, is tot nu toe een behoorlijk tegenvallend seizoen. Ruim tweehonderd tien uur voor slechts twee vissen (vier aanbeten) geeft aan hoe slecht het gaat of hoe weinig geluk ik tot nu toe heb gehad.


Op dinsdag 6 juli vang ik eindelijk weer eens een visje. Ik had besloten om naar de sluis van Wessem te rijden en het daar eens te proberen. Helaas was de verkeerde sluis in gebruik zodat ik gedwongen was het grote gedeelte te overbruggen. Al na ongeveer 10 minuten krijg ik een vreemde aanbeet op mijn rechter hengel. De waker danst wat zenuwachtig op en neer, en ik denk in eerste instantie dan ook met een winde of een brasem van doen te hebben. Bij de aanslag blijkt al snel dat toch een karper zich vergrepen heft aan mijn boilies. 13 Pond schubben mag even op de kant en gaat al snel weer terug het water in. Ondanks deze zo veelbelovende start vang ik niets meer bij, maar wie verwacht dat ook in een seizoen als dit.

Op zondag 11 juli gaan we op vakantie naar Frankrijk. Ik hoop deze keer meer geluk te hebben. Op dinsdagavond besluit ik een hengeltje in te gooien op het putje op de camping. Het is een meertje van hooguit een hectare en ik heb slechts kleine tot middelgrote karper zien zwemmen. Aangezien de hele dag door de eenden gevoerd worden blijft er nogal wat brood in het water achter. Toch zie je ‘s ochtends geen brood meer liggen en ik houd dan ook de aanwezige karpers hiervoor verantwoordelijk. Tegen de avondschemering ben ik dan ook met mijn zelfgebouwde karper stok en een stuk stokbrood aan het water. Na ongeveer een half uurtje wordt mijn korst van de oppervlakte geslobberd en sla ik aan op wat een schubkarper blijkt van zo’n 13 pond. Dit is de enige vis die ik in mijn vakantie weet te landen. De rivieren de Aisne en de Oise zagen er op diverse stukken veelbelovend uit maar deden mij geen vis cadeau.

Vrijdag 30 juli. Gisteren zijn we teruggekomen uit Frankrijk en ik wil in mijn vakantie toch nog graag een visje vangen. Ik ga om 05.00 uur mijn bed uit en rijd naar de sluis van Wessem waar ik mijn laatste Hollandse succes boekte. Na vijfenhalf uur blanken geef ik het op en rijd naar de stiekeme stek op de Zuidwillemsvaart. Ik besluit eerst even te gaan kijken of er wel vis zit. Ik zie vanaf mijn hooggelegen positie in eerste instantie niets. Plotseling zie ik de vage contouren van een karper. Hij lijkt niet zo gek lang maar is enorm breed. Even naderhand zie ik er nog een die middelgroot is en een stuk kleiner als de eerste. Ik haal mijn foedraal en rugzak en werp een hengel in met twee 14 mm boilies. Ondertussen voer ik wat Belgische wafels om te kijken of de vis eventueel wat van de oppervlakte af wil eten. Nadat Marian mij gebeld heeft om te vragen hoe laat ik thuis kom zie ik nog net een enorme graskarper (ik schat hem op een meter en 25 pond +) wegdraaien vlak voordat hij een wafel nam. Hij had me waarschijnlijk zien bewegen.

 

Tegelijkertijd begint de slip van mijn hengel te lopen en ik vermoed dat de graskarper de lijn geraakt heeft en voor het gepiep verantwoordelijk is. Niets blijkt minder waar en na de drill, die pakweg vijf minuten duurt, zie ik dat ik de schubkarper die ik eerder had zien zwemmen heb gevangen. Op het eerste gezicht lijkt hij niet zo lang maar met 88 centimeter is het toch een beste vis en ik schat hem op dertig pond. Mijn unster stelt me in het ongelijk, maar met 14 kilo en honderd gram ben ik tevreden. Hier kom ik zeker terug maar in ieder geval door de week en overdag. Ik wil deze stek nog even voor mezelf houden. Hebberig? Nou en?

Op zondag rijd ik terug naar de stiekeme stek. Niet om te vissen maar om mijn boilienaald op te halen die ik vrijdag heb laten liggen. Ik wil de stek nog even geheim houden en ben bang dat een andere karpervisser mijn naald misschien ziet liggen. Gewapend met mijn fototoestel kom ik aan het water. Ik wil een foto maken van de eventueel aanwezige karpers in het wierbed. Het wordt een overzichtsfoto want behalve een draaiende vis honderd meter verderop is er geen karper te zien. Op de terugweg naar huis besluit ik nog even te stoppen bij de spoorbrug omdat ik daar een bivvy heb zien staan. Een vader en zijn zoon hebben daar een nacht gevist en, wat belangrijker is, drie aanbeten gehad waarvan ze er een tussen de palen verspeelden.
De overige vissen wogen 24 en 12 pond. Zou de vis dan nog steeds bij de brug zitten? Zou mijn winterstek dan nog niet geheel verloren zijn? Dat is iets om in het late najaar nog maar eens uit te proberen. Het is raar maar de vangst van mijn laatste vis heeft me weer een enorme hoeveelheid vertrouwen gegeven in de rest van het seizoen.

Op woensdagavond ben ik voor een korte sessie wederom op de stiekeme stek. Ik heb een manier uitgedokterd om met twee hengels te vissen en om 19.00 liggen er dan ook twee hengels op de steun. Ik zie gedurende de hele sessie vis draaien en aan de oppervlakte zwemmen en ik betwijfel of er een bij is die kleiner is dan twintig pond. Toch blijven ze helaas boven in het water rondzwemmen zonder te willen vreten. De enige actie is zo rond kwart voor tien een vis die tot twee maal toe de lijn van mijn hengel toucheert die het dichtst bij ligt. Om tien uur pak ik in en rijd naar huis, zonder vis maar met een tevreden gevoel bij de gedachte zoveel vis bij elkaar gezien te hebben op een relatief kleine oppervlakte. Misschien voeden ze zich ‘s ochtends beter op deze stek. Dat ga ik komende zaterdag met een vroege sessie uitproberen.


Jahoe,

Het is een wereldstek. Om kwart voor zes ben ik aan het water. Het is miezerig weer en de afdaling gaat moeizamer dan ooit. De steile betonnen kant is glad van de regen en de wind zorgt voor een fijne nevel van waterdruppeltjes onder de brug. Om tien over zes heb ik de stek op orde en liggen de hengels te water. Wat een tegenstelling met afgelopen woensdag. Er is geen vis te zien maar ik verwacht dat ze er nog steeds zijn. Ik hoop dat ze azen. Na exact een half uur blijkt dat ze het doen. De rechter hengel die ik een 50 meter uit had liggen gaat er met een noodvaart vandoor. Ik ben nog niet echt wakker want ik pak de verkeerde hengel op. Alles lag te schudden op de steun en als ik eindelijk de goede hengel oppak en aansla breekt de lijn direct op grote afstand. Ik draai het zweepje binnen en zie een schone breuk zonder rafels. Afgelopen woensdag verspeelde ik bij mijn hengel die het verst uitlag (ook zo’n 50 meter maar aan de overkant) een onderlijn bij het inhalen. Ik vermoed een obstakel van links naar rechts over de hele breedte van het kanaal, waarschijnlijk compleet begroeid met mosseltjes.
Balend tuig ik mijn hengel opnieuw op, niet zeker van nog een aanbeet. Dit kanaaldeel staat er om bekend dat je niet meer dan één of twee runs op een hele nacht krijgt. Het is nu dag en twijfel slaat toe.
Twee uur later gaat dezelfde hengel opnieuw. Ik ben er nu veel sneller bij en hang met mijn hele gewicht in de hengel. Na een minuut of vijf doe ik mijn eerste poging om een lange dunne schub te scheppen maar pas bij de vierde poging, zo’n twee minuten later, slaag ik daarin. Het meten gaat vlot, de vis is 90 centimeter lang maar weegt slechts twintig pond. Niets meer en niets minder. Het is net een stokbrood. Om 09.05 krijg ik twee snukken op de top van mijn linker hengel die er vervolgens vandoor gaat. Weer ben ik er snel bij en enkele minuten later ligt er een spiegeltje in mijn net. De dreumes is slechts 61 cm lang maar heeft een schitterende bouw. Echt een vis om over 25 centimeter nog eens terug te vangen. Het gewicht zou dan wel eens het omgekeerde kunnen zijn van de dertien pond die het beestje nu weegt.
Om vijf voor halftien bel ik Rolf om te vertellen dat ik eindelijk weer eens een stek heb gevonden op het kanaal die meerdere runs overdag oplevert. Het telefoongesprek zou niet lang duren. Om halftien gaat opnieuw mijn rechter beetmelder af. Ik roep nog “BEET” tegen Rolf, druk de telefoon uit en hang binnen een seconde aan een barstens kromme drie ponds stok. De vis neemt ongeveer vijf meter lijn en scheert vervolgens snel met een grote boog naar links waar twee grote palen in het water staan.
Ik kan hem niet afstoppen en ben bang dat ik hem tussen de palen ga verspelen. Ik besluit in de richting van de palen te lopen. Als de lijn langs de linker paal begint te schuren open ik de beugel en laat ik de druk op de lijn compleet wegvallen. Ondertussen wacht ik enkele angstige seconden af. Plotseling zie ik de vis ongeveer een meter onder het oppervlak aan mijn zijde van de paal zwemmen met de lijn direct daar naar toe. Ik voer de druk weer op loop terug in de richting van mijn net en zie als de vis voor het eerst op zijn zij draait dat het een oude bekende is. De “Hongaar”! Nu beginnen mijn knieën pas echt te trillen want vorig jaar ving ik hem op 32 pond. Ik weet dus dat ik vermoedelijk een dertiger sta te drillen. Gelukkig gaat alles verder goed en kan ik een nieuw schubkarper record aantekenen. Een ruime drieëndertig pond bij negenentachtig centimeter.

Als de weegceremonie voorbij is laat ik met een luid JAHOE mijn blijdschap over het water schallen. Even later glijdt de vis vanaf de onthaakmat terug het water in en zwemt met enkele krachtige slagen naar dieper gelegen oorden. Rolf feliciteert me even later met het resultaat als ik hem met nog steeds knikkende knieën mijn relaas doe. Verder vang ik niets meer en om tien over halfelf ruim ik tevreden op als het tussen twee buien door even droog is. Kletsnat en stinkend naar karperslijm, wat een heerlijke lucht, stap ik in de auto. Thuis gaat het rolletje direct uit de camera want Marian gaat de foto’s van mijn 28-er ophalen. Dan kan ze deze film meteen laten ontwikkelen en de camera laten schoonmaken want die is er met dit weer ook niet bepaald zuiverder op geworden. Zou dit seizoen dan toch nog slagen. Deze sessie in ieder geval wel.

‘s Avonds realiseer ik me dat de Hongaar vorig jaar exact hetzelfde vocht als nu. Hij neemt eerst enkele meters lijn en gaat vervolgens aan een lange uitstaande lijn scheren, waarschijnlijk op zoek naar een obstakel. Ik moet daarom extra blij zijn met deze vangst want het had echt heel anders af kunnen lopen. Of het slap laten vallen van de lijn verschil heeft uitgemaakt weet ik niet. Hij zat echt al tussen de palen, maar zelfs dan nog had hij makkelijk achter de paal langs terug kunnen zwemmen. Als ik de kale feiten op een rijtje zet, zou ik mezelf hooguit 10% kans gegeven hebben. Met andere woorden de kans om deze vis te verspelen was 9 x groter. Nou ja, ik mag ook wel eens een beetje geluk hebben.

Op vrijdag de dertiende kom ik om 6 uur ‘s ochtends weer op de stiekeme stek. Boven het water hangt een dichte nevel en het zicht is nauwelijks meer dan honderd meter. Op zich niet de meest ideale condities maar de met vangst van vorige week in het geheugen verwacht ik in ieder geval toch wel wat actie.
Om halfacht lijkt het zover, de top van mijn linker hengel kromt zich, veert terug en kromt zich opnieuw. De baitrunner tikt snel een keer of tien. Met een sprong ben ik bij mijn hengel maar er gebeurt niets meer. Een lijnzwemmer of losgeschoten? De ochtend verstrijkt zonder veel actie en er is ook geen draaiende karper te zien. Om exact halftien krijg ik een run op mijn rechter hengel. Meer dan een meter ruimte krijgt de vis niet want ik zit pal naast de hengel en ik ros hem direct in de gevechtsstand. Al vrij snel zie ik in het licht troebele water een schim van een spiegelkarper op een meter of twintig afstand. Hij is niet lang maar voelt toch goed. Als ik haar na enkele minuten onder de top kan scheppen zie ik dat ze toch dicht naar de dertig pond gaat. Ik haal de armen uit de steel en til de vis op mijn onthaakmat. De haak zit mooi onder in de leerachtige bek en laat zich met moeite verwijderen.

Plots glijdt ze weg en rolt bijna terug het kanaal in. In een reflex kan ik haar nog net terug op de mat duwen. Dan begint ze te plassen. Voordat ik mijn unster, meetlint en fototoestel gereed heb heeft ze ongeveer een liter vocht laten lopen. Als ik haar meet is ze inderdaad niet al te lang, 78 cm. De unster geeft inclusief weegnet 15,5 kilo aan. Helaas moet daar 8 ons van het net vanaf zodat er 29½ pond voor mij overblijft.

Ik maak zes foto’s waarvan er twee jammerlijk mislukken en zet haar terug. In verband met haar “geplas” besluit ik haar Dixi te noemen naar de gelijknamige mobiele blauwe wc’s die we vroeger altijd gebruikten op oefening. Ik wil iemand over mijn vangst vertellen maar Rolf blijkt niet thuis, Mick is in bespreking maar gelukkig is Hans er wel. Hij heeft geen medelijden met me dat de vis door vochtverlies de dertig pond niet haalt. Zelf heeft hij afgelopen week een dertiger gepakt. Van je maten moet je het maar hebben. Verder gebeurt er deze sessie niets meer maar dat kan me niets schelen. Volgende keer zien we wel weer verder. Voorlopig blijft dit mijn stiekeme stekkie.

Het blijkt dat dit geen avondstek is want ook de tweede avond blijf ik zonder aanbeet. Het is inmiddels 4 dagen geleden dat ik hier voor het laatst was. De enige actie van de avond komt even na halfnegen als aan de overkant een vis helemaal uit het water komt, de leigrijze rug naar mij gekeerd. Ik schat hem op ongeveer 20 pond. Daarnaast zijn er gedurende de avond af en toe draaiende vissen aan de oppervlakte maar daar zie ik slechts de uitwaaierende kringen van. Na drie uur houd ik het voor gezien. Bij het binnendraaien van mijn rechter hengel zie ik dat beide boilies eraf zijn. Hoelang heeft die hengel voor niets in het water gelegen vraag ik me automatisch af. Toch maar weer wat pop-up’s draaien voor de volgende sessie op maandag.

De twee volgende sessies op maandag 23 en zaterdag 28 augustus resulteren allebei in een blank. Ik besluit bij het opruimen op zaterdag om het restant boilies (500 gram) en tijgernoten te voeren. Ik wil dit om de dag doen en proberen om volgende week nog een keer te scoren op deze stek. Ondanks de blanks blijf ik ervan overtuigd dat er karper in de buurt zit. Springende vissen, 50 meter verderop, maken dit duidelijk. Wie niet waagt, die niet wint.

Ook deze keer bevindt de eerste springende karper zich ongeveer vijftig meter verderop. Aan de overzijde van het kanaal komt om 5 voor 8 een gigantische vis uit het water. Ik zie de vis zelf niet maar de plons en zich uitbreidende kringen spreken boekdelen. Ik vang om kwart voor tien een visje van 13 pond en dat is de enige actie die ik meemaak. Ik besluit om tot en met dinsdag te voeren en het dan woensdag nog een keer te proberen. Ik wil die acrobaat van vanochtend wel eens aan de andere kant van mijn lijn zien.

Het is jammer, maar ik moet toegeven dat de stek op dit moment dood is. Na vijfenhalf uur houd ik het voor gezien. Geen teken van leven te bespeuren in de directe omgeving. Twee boten losten elkaar af aan de kade waar ze beladen werden. Met een week wachtdienst in het vooruitzicht zal mijn eerstvolgende sessie niet voor volgende week zaterdag (18 september) kunnen plaatsvinden. Dat houdt in dat ik een dag of tien de tijd heb om eens na te denken wat mijn plan de campagne voor het najaar wordt. Wellicht is het een goed plan om in de buurt van een grindgat aan de Maas een stek te zoeken. Nu het water begint af te koelen kan ik misschien de vissen opvangen op weg naar hun winterverblijf. Ik moet er nog eens goed over nadenken hoe ik dan een adequaat voerschema kan hanteren.

Na twee zondagen blanken op de Maas tegenover de Clauscentrale komt het onbehaaglijke gevoel van niets vangen weer terug. Als schrale troost kan ik toevoegen dat op de Maas erg slecht gevangen wordt momenteel.
Een man die rechts van mij op de kop zat blankte vijf dagen en ook het tweetal links van mij kon in beide weekenden geen vis landen. Ik denk dat ik eens een grindgat ga proberen. Ondertussen zitten Mick, Rolf en Hans in Frankrijk aan de Yonne. Ze hebben al een aantal vissen waaronder exemplaren van 20, 29 en 42 pond. Niet slecht!
Mick zei dat hij eind oktober nog een keer gaat. Misschien kan ik mee, maar ik weet niet of ik tijd heb.

Als ik eindelijk weer eens op een doordeweekse vrijdag kan gaan vissen, moet ik helaas constateren dat de stek die ik in gedachten had reeds bezet is. Op 8 oktober ben ik om zes uur aan de Maas en struin bepakt en bezakt naar de kop van een landtong zo’n 150 meter verderop. De wind blaast recht in mijn gezicht en doet mijn verwachtingen nog verder stijgen. Als ik dichterbij kom kan ik de contouren van een auto en een daarnaast geparkeerde bivvy onderscheiden in de vroege ochtendschemering. Ik druip af naar het kanaal Wessem-Nederweert en posteer me bij de sluis. Al na een kwartier kromt de top van mijn rechter stok zich en krijg ik een zakker. Ik sla aan en voel het bekende geflapper van een brasem of een winde. Toch stimuleert het me want de vis lijkt in ieder geval actief. Het blijft bij deze ene aanbeet en ik verkas na vier uur naar de Ellbrug om te proberen alsnog een snel succesje te scoren. Ook daar wil het niet vlotten en na de zesde boot die voorbijkomt, waar ik mijn verste hengel steeds voor moet binnendraaien, besluit ik maar in te pakken. Toch wil ik naar die landtong in de Maas.

Vrijdag 22 oktober kom ik op de landtong. Het verschil met twee weken geleden is de wind. Deze waait vandaag vanaf de linkerzijde tegen de punt aan. De zonsopgang is fantastisch.

Ik vis vandaag ruim zes uur op diverse stekken en kan nergens de rust vinden waarnaar ik op zoek ben en een snel succes is me ook nergens gegund. Als ook de vierde stek van de dag niets oplevert pak ik na een telefoontje van Marian maar in en ga naar huis.

Ik zit weer eens in een moeizame tijd. Echt veel tijd om voor te bereiden heb ik niet zodat voerstekken en ook vangsten momenteel achterwege blijven. Vanochtend (5 november) een sessie van 6 uurtjes gevist bij de ingang van het paaigat. Geen vis gezien ondanks de haast perfecte omstandigheden. Wind kracht 4 á 5 op de kop, een zonnetje en een meer dan redelijke watertemperatuur van bijna 12 graden. Zouden de vissen dan toch de grindgaten optrekken om de winter door te komen. Volgende week wil ik dat in ieder geval nog een keer proberen. Mijn planning is om in ieder geval zaterdag, maar als ’t even kan ook de vrijdag, voor te voeren op een grindgat waar Johan in het verleden veel succes gehad heeft. Als dat ook geen vis op de kant brengt vis ik de rest van het jaar uit op de Zuid-Willemsvaart bij de spoorbrug en eventueel een andere stek in de buurt. De vissen moeten gewoon nog op dat kanaalstuk zitten en ik wil die mooie spiegel nog wel eens proberen te vangen.

Met Rolf vis ik een nachtsessie op het grindgat. Na twee dagen voeren brengt ook die sessie geen vis op de kant. De enige piepen die we krijgen zijn afkomstig van de vele meerkoeten die op vier meter water geen enkele moeite hebben om onze boilies te vinden. Als we ’s ochtends wakker worden is alles wit en is de wereld gekrompen door een dikke mist. De lijnen zitten onder het ijs en ook de tent is wit. Ik heb met Hans een deal gemaakt dat als hij voor mij net zo’n tent regelt als Rolf, ik deze wel wil ruilen voor mijn dieptemeter. Ik gebruik dat ding haast nooit omdat ik geen boot heb, en als ik hem nodig heb leen ik hem wel een keertje terug. De komende sessies ga ik maar weer naar het kanaal bij de spoorbrug. Als ik dan toch een blank aan mijn broek moet krijgen hoef ik tenminste geen extra kilometers te maken en ook het bijhouden van een kleine voerstek hoeft hier geen probleem te zijn.

 


Had ik dit maar eerder gedaan. Zonder voerstek vang ik in een luttele 4 uur drie vissen. Ze zijn geen van drieën groot maar toch geeft de sessie aan de spoorbrug me een tevreden gevoel. Het is bitter koud, slechts 2,5 graad en het water is slechts vier graden warmer. Er hangen winterse buien in de lucht en de noordenwind maakt het er niet aangenamer op. Om halfacht liggen mijn hengels te water. Na ongeveer een half uur passeert er een schip. Ik heb mijn studie aantekeningen meegenomen maar ik durf me daar niet mee bezig te houden. Schepen en de aanwezige dukdalven dwingen me om alert te zijn. Tien over negen is het zover, de top van mijn linkerhengel schokt een keer, veert daarna terug en begint zich te krommen. Voordat mijn micron echt begint te piepen heb ik mijn hengel al van de rodpod opgepakt en hang ik er vol in om de vis bij de palen weg te houden. De vis komt redelijk snel aan de oppervlakte en ik zie aan de gladde huid dat het om een spiegeltje gaat. De gelige schaduw onder water is niet echt groot. Als de vis even later voor het eerst zijn linkerflank laat zien zie ik dat het een rijenkarper is met een perfecte rij schubben. Ook de andere flank, zo blijkt even later, is perfect. Slechts elf pond maar hij mag toch op de foto. Kom over een jaar of vijf nog maar eens terug, denk ik later onder het genot van een shaggie. Exact 55 minuten later is het weer raak. Dezelfde hengel gaat er opnieuw vandoor. Ik zit net nieuwe onderlijnen te maken met mijn materialendoos op schoot en ik kan ternauwernood voorkomen dat de hele inhoud zich door mijn auto verspreidt. De vis duikt gelukkig de vaargeul in zodat ik de tijd heb. De schaduw is groter, 76 centimeter, en de vis doet iets meer dan tien kilo op de Waymaster. Na aftrek van het net blijft er 19 pond over. Wederom na 55 minuten, het is nu precies elf uur, laat de rechter beetverklikker zich horen. Na wat gespartel ligt een visje van 6 decimeter en 8,5 pond op het droge. Heel even maar, want ook hij mag meteen terug. Even na halftwaalf komt er in de verte een schip aan. Ik besluit niet langer te blijven zitten en ga inpakken. Eens kijken of ik morgen misschien nog een paar uurtjes kan pakken op deze stek.

Het is niet gelukt om op zaterdagochtend nog een paar uurtjes te pakken dus moet ik, helaas, op zondag mijn geluk beproeven. Nou is de zondag een dag dat ik op het kanaal nog maar zelden heb kunnen scoren. Toch heb ik het gevoel dat vandaag anders is. Om even na halfacht liggen beide hengels weer op de stek. Het duurt tot vijf voor tien voordat ik op mijn linker hengel plotseling twee rukken op de top zie. Ik sla aan en voel helemaal niks, behalve lood. Toch stijgt mijn vertrouwen hier nog verder door. Na drie uur (het is nu kwart voor elf), wanneer ik erover denk om toch maar in te pakken, volgt de herkansing. Na een relatief kort maar hevig gevecht sluit mijn landingsnet zich om een schubkarper van gemiddeld formaat. Vierenzeventig centimeter en 13 pond blijkt het resultaat. Ik pak in en ga voldaan naar huis.

Een week later vis ik 4½ uur op dezelfde stek aan de spoorbrug. Dit keer is het resultaat gelijk aan bijna alle zondagen dat ik het kanaal bevis, niets dus. Ik besluit bij het weggaan wat te voeren en dit de hele week ’s ochtends te herhalen. Ik ben benieuwd als ik vrijdag 3 december een ochtend ga vissen wat dan het resultaat is na 5 dagen voeren.

Het is vrijdag en ik heb inderdaad mijn voerschema van 60 boilies per dag (150 gram) kunnen aanhouden. Het lijkt weinig maar ik weet uit ervaring dat deze hoeveelheid in deze tijd van het jaar meer dan genoeg is. Er staat een flinke Zuidwester bries als ik aan het water kom zo ongeveer kracht zes, maar het KNMI voorspelt storm. Al na tien minuten meldt zich de eerste vis. De aanslag is hard en ook de vis vecht goed. Hij voelt zwaar. Op hetzelfde moment zie ik een boot aankomen van rechts. Ik dril wat harder dan normaal om de vis op half water te krijgen in het midden van het kanaal om zodoende, met mijn hengel tussen mijn benen geklemd, mijn andere stok binnen te kunnen draaien voordat het binnenvaartschip er met mijn andere lijn vandoor gaat. Het binnendraaien lukt.
Helaas schiet de vis van de haak als ik weer wat kracht op mijn lijn zet. Driewerf shit! Hij voelde meer dan goed en ik ben overtuigd dat ik een twintiger heb verspeeld. Na twintig minuten komt de herkansing. Een schub van 77 centimeter en 18½ pond is het resultaat. In het volgende half uur komen er nog twee schubkarpers op de kant, elk met een kwartier tussenruimte. Meten en wegen geven het resultaat van 65 en 80 centimeter met respectievelijk 10 en 17 pond vis. Daarna gebeurt er een hele tijd niks, totdat om kwart over tien er wederom een run volgt op mijn linker hengel. Ik moet door de aanwakkerende wind alles uit de kast halen. De vis blijft lang diep en voelt wederom goed. Het duurt toch nog een tijdje voordat ik hem over het koordje van het landingsnet kan trekken, maar als het dan eindelijk lukt weet ik zeker dat ik nog een twintiger kan bijschrijven dit seizoen. Elf kilo en tweehonderdvijftig gram weegt de schub.

 

 

Ik hang hem weg hopend op nog een grote. Helaas blijft verder succes uit maar ik ben dik tevreden met vijf runs in vier uur. Als vanwege de aanwakkerende storm zelfs mijn rodpod omwaait steek ik de verlengde poten nog wat verder de grond in maar echt vissen kan haast niet meer. De hengels staan haaks op de windrichting en vangen veel wind. Ik krijg nu ook constant piepen op mijn elektronica en de scherpte is er vanaf. Ik besluit in te pakken en mijn laatste boilies te offeren aan Cyprinus. Het eind van het verhaal is dat ik nog twee uur aan het water heb gezeten zonder te vissen. Toen ik weg wilde rijden bleek dat mijn accu compleet leeg was, en ik moest wachten op de wegenwacht. Toch geeft dat nog een extra geheugensteuntje aan deze toch memorabele decemberdag.

Twee weken later, de zeventiende, krijg ik ondanks nagenoeg dezelfde omstandigheden geen enkele aanbeet. Het verschil met de vorige sessie is dat ik deze keer maar een keer heb gevoerd en wel twee dagen van tevoren. Gelukkig kan deze keer de wegenwacht thuisblijven, ik heb namelijk een nieuwe accu. Maandag probeer ik het nog eens, wederom zonder te voeren.

Het is de laatste dag van 1999. Ik wil het jaar afsluiten op 350 visuren hetgeen betekent dat ik vandaag nog een sessie van 4 uur moet maken. Ik besluit nogmaals aan de spoorbrug te gaan zitten om daar mijn geluk te beproeven. Omdat de laatste 2 sessies zonder enige vorm van actie zijn doorgebracht en ik er van overtuigd ben dat de vis zich toch bij de brug op moet houden, denk ik dat mijn boilies niet voldoende opvallen in het koude kanaalwater. Ik flavour mijn boilies ’s ochtends na met één deel cream flavour, één deel Boukje amandelessence en drie delen walnootolie. Het resultaat ruikt, voor menselijke begrippen, prima. Om 12.45 is alles gereed en gaan mijn laatste 4 uur in. Om 15.05 uur, ik wil net een shaggie draaien, zie ik de top van mijn rechter hengel even kromtrekken. Shag en vloeitje vliegen door de auto in mijn haast om bij mijn hengel te komen. Een seconde later sta ik met een tot in het handvat buigende hengel aan het kanaal. Mijn linkerhand heeft de molenspoel omvat om de vis te beletten tussen de dukdalven te komen. Een grote kolk aan de oppervlakte geeft aan dat de vis er hooguit een halve meter vanaf zit. Gelukkig, hij draait en komt mijn richting op. Na vijf minuten heb ik de achtste twintiger van dit seizoen op de kant liggen. Niet slecht, met een watertemperatuur van slechts 4 graden. Na de foto’s gaat de vis direct terug en zwemt met enkele lome slagen van zijn staart naar de bodem, mij op de kant in een opperbeste stemming achterlatend. Ik zit mijn tijd uit en pak om kwart voor vijf in. Wederom is een visjaar ten einde.

Terugkijkend op het jaar 1999 is dit geen slecht seizoen geweest hoewel ik me realiseer dat het ook veel beter had kunnen zijn. Ik heb zowaar 4 vissen verspeeld, iets wat ik na vorig jaar eigenlijk niet verwachtte. De top van dit seizoen is compleet gevangen op de stiekeme stek. Ik noem de ‘Hongaar’ op 33, Dixi op 29½ pond en een naamloze 28-er. De Maas viel tegen maar dat was gedeeltelijk mijn eigen schuld. Ik heb er echter een hoop van opgestoken. De grootste fout die ik afgelopen seizoen heb gemaakt is het niet bevissen van de spoorbrug aan het begin van het seizoen. Ik vermoedde dat de vissen zouden zijn weggetrokken doordat de kanten opnieuw beschoeid waren. Achteraf blijkt dat niets minder waar is, hoewel de zwaardere vissen zich nog niet hebben laten zien. Frankrijk is een ander verhaal. Ondanks de vele uren die ik daar besteed heb (tenminste in relatie tot de 350 geviste uren) kon ik daar dit jaar niet echt scoren. Ik vind dat niet erg omdat ik deze trips meer zie als gezelligheidsuitstapjes dan dat ik verwacht even een paar dertigers en veertigers uit het water te rossen. Begrijp me niet verkeerd, ik doe daar wél mijn best voor. Toch denk ik dit jaar veel delen van de puzzel te hebben opgelost en heb ik volgens mezelf goede kansen om komend seizoen tot betere resultaten te komen. Met deze positieve gedachte sluit ik met dit millennium ook drie decennia vissen af. Gelukkig nieuwjaar, tight lines en proost.

Maak jouw eigen website met JouwWeb