Alternatieven.

 

Wat een artikel had moeten worden over het vissen op grote afstanden, wordt uiteindelijk een stukje over als het heel anders loopt dan gepland. Stel je voor dat je gepland had om te gaan vissen op een stromende rivier met een harde bodem vol mosselen, keien en andere obstakels en dat je door omstandigheden een dag later uit moet pakken aan een parkvijver van anderhalve meter diep met een prutbodem. Dat vergt een heel andere aanpak. Je wordt dan gedwongen om alternatieve keuzes te maken die je mogelijk ook voor een deel had kunnen voorkomen als je daar in je voorbereiding bij had stilgestaan. Tijdens mijn meest recente najaarssessie was het verschil minder groot dan in bovenstaand voorbeeld, maar toch waren de aanpassingen die ik moest doen van grote invloed op het verloop en de resultaten.

 

Omdat Bjorn, mijn vaste vismaat, vanwege zijn werk niet in dezelfde week vrij kan krijgen als ik, maak ik gebruik van het aanbod van mijn aasleverancier en Triobaitsboss, Pascal om samen te gaan. Na wat tekstberichten, mailtjes over en weer en nog enkele telefoongesprekken besluiten we naar een voor Pascal bekend water te rijden. Het bewuste water, een wierput, mag slechts aan een helft bevist worden. De andere helft wordt gebruikt door andere waterrecreanten. Volgens Pascal merk je dat vaak terug in de vangsten, omdat de vis zich vooral 350 tot 500 meter verderop ophoudt. De belangrijkste holding area is gelegen in het voor vissers verboden gebied. Hij heeft hier eerder al gevist op die afstanden en daar heb ik mijn materiaalkeuze natuurlijk ook op aangepast. Mijn opnieuw afgebouwde Harrisons zijn voorzien van Shimano Baitrunners LC met daarop zo’n 550 meter gevlochten lijn. Mijn voerboot en mijn rubberboot kan ik thuis laten omdat Pascal zijn Zodiac meeneemt. Het plan is dat ik naar Lebbeke rijd en dat we alle spullen in zijn bus laden. In de week voorafgaand aan de sessie wordt de stapel visspullen in mijn garage steeds groter. Dan ineens, drie dagen voor ons voor ons vertrek, komt de klad erin.

 

Terwijl ik die dag gewoon aan het werk ben, krijg ik tussen de middag een bericht van Pascal dat zijn grootvader in het ziekenhuis ligt en dat daarmee voor hem de trip onzeker is. Hij adviseert me om voor de zekerheid een alternatief plan te verzinnen. Ik baal als een stekker, want de sessie die we samen zouden gaan doen vereiste nogal wat veranderingen op het gebied van mijn standaard materiaalkeuze. Als hij nu door omstandigheden verstek moet laten gaan, betekent dat nogal wat last-minute aanpassingen aan het materiaal. Als ik in mijn eentje ga, zal ik daarnaast ook mijn waterkeuze moeten veranderen. Ik heb dan meer vertrouwen in een betaalwater, waar mijn visspullen veilig even kunnen worden achtergelaten als ik brood of andere inkopen moet doen. Je laat je spullen immers niet onbeheerd aan een openbare put achter. Het betekent dat ik enkele avonden achter de PC schuif om diverse opties te bekijken, maar eigenlijk houd ik er niet van om vanachter de computer te plannen op welke stek ik ga vissen. Ondertussen blijf ik contact houden met Pascal om te horen hoe het thuis gaat en wat ze in het ziekenhuis als behandeling voorstellen. Gelukkig krijg ik vrijdagavond laat de bevestiging dat hij alsnog meegaat. Hij waarschuwt me echter dat het kan zijn dat hij eerder weg moet, indien de situatie thuis verslechtert. We besluiten derhalve met twee auto’s achter elkaar naar het water te rijden. Het heeft wat voeten in de aarde gehad, maar ik ben toch blij dat we samen gaan en ik houd vast aan de gedachte dat we 5 dagen en nachten op de wierput zullen vissen.

 

Zondagmiddag, rond vier uur komen we aan bij het water en volgt een eerste teleurstelling. De toegangsweg naar het water is afgesloten met twee schuivende balken en er is geen alternatief pad. Een kruiwagen hebben we niet bij ons, dus te voet verder is ook geen optie. Na een minuut of tien overleggen, valt me op dat de linker balk niet is voorzien van een hangslot. Ondanks het bord, verboden voor auto’s, rijden we even later achter elkaar aan over het hobbelige pad naar de stek.

 

Nadat de tenten zijn opgezet en de boot voorzien is van elektromotor en dieptemeter worden de hengels opgetuigd. We varen alleen de hengels van Pascal uit want ik moet morgen eerst nog mijn vergunning halen. Omdat ik daar al op voorbereid ben, is dat geen probleem. Wat ons opvalt is dat in de zone waarin hij vist redelijk veel kunsteenden drijven. We vragen ons af wanneer het jachtseizoen begint! We drinken een biertje, eten een warme hap en gaan om elf uur slapen. De volgende ochtend, na een visloze nacht, trek ik erop uit om mijn vergunning te halen en inkopen te doen bij de supermarkt en de bakker. Dan volgt teleurstelling twee. Het cafe waar ik mijn vergunning moet halen is dicht. Op de deur hangt een bordje. Er staat dat ze maandag en dinsdag gesloten zijn en omdat woensdag hun normale sluitingsdag is, lijkt het erop dat ik niet eerder dan donderdag terecht kan hier. Dat is lekker als je vrijdag weer naar huis gaat. Ik rijd naar de supermarkt en dan door naar de bakker. Dan via twee bar tabac’s, een hengelsportzaak, het gemeentehuis, een forellenvijver en nog een ander cafe achter een vergunning aan, maar ofwel ze verkopen geen vergunningen, ofwel van het verkeerde departement. Twee uur later ben ik terug op de stek maar met het telefoonnummer van de president van de visvereniging. Na een telefoontje blijkt dat ik geen vergunning ga krijgen. Het jachtseizoen blijkt een maand geleden geopend te zijn. Twee weken geleden is er een jachtincident geweest waarbij een visser in zijn boot beschoten is door een eendenjager. Per ongeluk, of een extreme vorm van stekbescherming? Het water is vervolgens door het gemeentebestuur met onmiddelijke ingang gesloten. Nu snappen we ook ineens de dubbele afsluiting is aan de ingang van het water. Er zit niets anders op dan in te pakken en naar een ander water te rijden. Omdat ik in mijn alternatieve waterkeuzes al geen goede beslissing kon maken en Pascal afgelopen week wel wat anders aan zijn hoofd had, hebben we eigenlijk geen goed voorbereid alternatief. Na veel overleg, waarbij veel opties afvallen, rijden we uiteindelijk naar een watertje waar ik al vaker geweest ben.

 

Enkele uren daarna komen we er aan. Zodra we aan het water zijn heb ik nog maar één enkel belang en dat is zo snel mogelijk mijn hengels erin. Ik sta op springen om na 28 uur eindelijk aan de slag te kunnen. Er zit helemaal niemand dus we kunnen kiezen waar we gaan zitten en ik opteer voor de eilandstek. Oude successen herleven en ik ken het bodemverloop en juiste spots hier op mijn duimpje. Gelukkig heb ik twee molens met nylon meegenomen dus ik hoef in elk geval niet al mijn hengels met gevlochten lijnen te vissen. Uitvaren met het spul gaat prima, maar uitgooien geeft toch vaak pruiken, ook al maak je de lijn nat. Ik heb er twee hengels inliggen als Pascal aan komt lopen. Hij vertelt zonder omwegen dat hij naar huis gaat. Zijn grootvader gaat een spoedoperatie krijgen aan zijn hart en de uitkomst is onzeker. Hij heeft geen rust hier en vertrekt onder het uiten van excuses en spijtbetuigingen aan mijn adres. Hij laat al het aas bij me achter. Omdat we op de wierput eigenlijk allemaal verschillende gaten in het wier zouden bevissen, heeft hij meerdere soorten meegenomen. Vier kleine partijtjes van omstreeks 10-15 kilo. Op dit water had ik liever één aassoort bij me gehad, want als ze op het voer zitten moet je ze hier aan de gang houden. Veranderen van boilie heeft in het verleden de zaak al vaker laten stilvallen. Ik verspreid vijf kilo SS Red met de voerpijp. Eén voor één anders haal ik de afstand niet. Ik voer van links naar rechts over een breedte van zo’n 120 meter. Ik wil lekker open vissen en de karpers laten zoeken. Voordat ik ’s avonds ga slapen voer ik nog twee kilo. Dat wil ik de komende dagen blijven doen, maar ik merk dat het zwaar is om de boilies per stuk op de stek te krijgen. Er gaan er 200 in een kilo. Man, mijn arm is aardig verzuurd als ik de slaapzak in kruip. Een rubberboot of mijn voerboot zou heel handig van pas zijn gekomen bij het opbouwen van mijn voerstek. Midden in de nacht krijg ik een aanbeet en vang een mid twintiger schub. Ik voer na het terugzetten nog een kilo boilies bij en voer bij dagaanbreken nog eens twee kilo. Die ochtend is het spitsuur en voor twaalf uur vang ik nog vier spiegels. De laatste is zelfs een nieuw PB voor mij op dit water.

Mijn rotgevoel door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen zijn dan wel aardig verdwenen. Tussen de middag bak ik eieren met spek en knoop tien nieuwe onderlijnen. Dan is het tijd voor een dutje. Om half drie begin ik wat actiever te worden en vraag me af waarom er niks gebeurt. Je raakt toch gauw verwend als het loopt, nietwaar? Om drie uur ’s middags loopt mijn eilandhengel af. Als ik de vis voor mijn voeten zie zwemmen, slaat de schrik me om het hart. Een hele mooie, zwaar beschubde en licht gekleurde spiegel die ook zeker over de dertig pond gaat. Deze mag ik niet verspelen. Met een zucht van verlichting trek ik de vis even later het landingsnet in. Pfff, die is binnen. Wat een plaatje van een vis zeg. Die zou als ‘Centerfold babe’ niet misstaan. Gewicht is altijd relatief bij het aanschouwen van zo’n mooi beschubde vis, maar het speelt wel degelijk mee. Om kwart over vijf vang ik zelfs een zevende karper. Alweer een spiegel en alweer een vis van goed in de twintig pond. Ik maak weer een aantal mooie foto’s en het valt me opnieuw op dat de vissen op dit water altijd zo fantastisch van kleur zijn. Bjorn en ik hebben ze hier gevangen van kanariegeel tot bronsgroen en met alle tinten oranje, kastanjebruin en oud rose ertussenin. Eigenlijk ken ik weining wateren waar de vissen zo mooi van kleur zijn. Elke vier uur heb ik tot nu toe 2 tot 2½ kilo boilies bijgevoerd, maar het wordt steeds moeilijker om de afstand te halen. De boilies zijn niet helemaal rond omdat ze vacuum verpakt zijn en omdat ik me daardoor eigenlijk moet forceren, begint mijn arm steeds zeerder te doen. Vacuum aas is goed met uitvaren en prima voor de versheid, maar lastig voeren met de pijp. Om zeven uur ’s avonds loopt mijn meest linker hengel af. Daar zit nog gevlochten draad op, want ik had onvoldoende nylon voor vier molens bij me. Het gevecht is dan ook erg direct en elke beweging van de vis wordt direct doorgegeven aan de hengel en mijn armen. Dit voelt zwaar en traag en ik vermoed met een van de dikkere vissen van het water te maken te hebben. Steeds opnieuw weet de vis meters lijn van de spoel te sleuren. Geen snelle korte bewegingen, maar steeds het relatief trage maar onstopbare wegzwemmen in de richting van zijn keuze. Ik kan niets anders doen dan proberen de druk op de haak zo laag mogelijk te houden en rustig de tijd te nemen om deze vis te landen. Ik heb tot vrijdag, dus tijd is geen probleem. Als de vis, die ook constant diep blijft, in de buurt van de kant komt, ben ik heel benieuwd om te zien hoe groot hij is. Als ik de leaderpunt boven het water uit zie komen, kan ik door de invallende schemering nog steeds geen vis onderscheiden. Deze is heel donker en valt weg tegen de bodem. Dan zie ik ineens een rare staart. Het is een steur. De vis past nauwelijks in mijn net en op de kant steekt hij aan twee kanten over mijn onthaakmat heen. Met 1 meter 42 is dat ook niet verwonderlijk.

Het gewicht van de lange vis valt toch wat tegen met 13,3 kilo. Na de foto’s mag de vis weer terug. Die nacht vang ik nog drie karpers waarvan de zwaarste een mid twintiger is. De andere twee zijn beiden onder de twintig pond, maar het begint al een respectabel aantal vissen te worden zo. De volgende ochtend voer ik weer twee kilo boilies bij. Er ligt nu ruim 16 kilo in en ik wil voor het licht wordt voldoende bijgevoerd hebben. De ochtendspits blijft vandaag achterwege. Ik heb moeten overschakelen op een andere boilie en heb de laatste twee voerbeurten gemengd gevoerd. Zou dat de reden zijn waardoor het minder hard loopt of is het door de lijndruk van de vissers die er deze ochtend bijgekomen zijn? Om twaalf uur voer ik weer twee kilo verse Pi boilies (een testboilie) bij en ververs mijn hengels. Ik ben nog bezig als de derde die er nauwelijks een minuut in ligt al aanfluit. Even later ligt de langste karper die ik deze sessie zal vangen in op de onthaakmat. Eenennegentig centimeter maar helaas met een ‘gezonde’ BMI. De vis weegt net geen veertien kilo. Kennelijk helpt het om regelmatig bij te voeren, maar de pijn in mijn arm wordt steeds erger. Omdat ik daardoor de afstand waarop ik moet vissen niet meer kan halen, loopt het ook minder hard dan gisteren. Ik besluit niet meer bij te voeren met de pijp en probeer de attractiviteit van mijn haakaas te verhogen door ze een funnelwebje gebroken bollen mee te geven. Omdat ik de afstanden met de werppijp toch niet meer haal, kan ik ook wel wat inboeten aan de werpafstand met mijn hengel. Die avond kan ik zelfs niet in slaap komen van de pijn in mijn arm. Mijn hand is dikker geworden en mijn vingers tintelen. Ik kan ook geen vuist meer maken. Ik word er best wat ongerust door, want ik besef me dat ik te ver gegaan ben in het belasten van mijn arm. Als het om vissen gaat, vind ik het soms moeilijk om mezelf in te tomen. Die nacht vang ik nog twee karpers bij, maar zowel de aantallen als de formaten worden minder. Nog 24 uur te gaan deze sessie. Ik vang er nog twee vissen bij, waarvan de laatste een vis is met een rare bouw en die op de foto zijn rugvin volledig omhoogzet. Een soort van hanekam, door de vorm van zijn rug en afhangende staart. Die laatste vis vang ik tegen het eiland aan met een single hookbait. Mijn voerboilies krijg ik er niet meer in de buurt, dus dit is de enige optie. De laatste nacht vang ik niks meer. Het voer van de laatste dagen is nu kennelijk écht verdwenen en ik kan dus al lang niet meer inspelen op de voedselnijd van de vis. Een alternatief, zoals het gebruik van funnel web, levert nog een incidentele vis op, maar ook enkele grote brasems. Dat is ook een teken dat de karper niet langer mijn voerstek domineert.

 

Als ik terugkijk op deze sessie, zie ik positieve en minder positieve zaken. Een belangrijk minpunt, betreft de slechte voorbereiding en de verkeerde materiaalkeuze voor dit water. Een ander aandachtspunt was mijn aas. Ik had nu teveel verschillende soorten boilies om op een water als dit een uitgebreide voerstek aan te leggen en te onderhouden. Omdat ik geen ronde boilies had vanwege de vacuum verpakking en ik ook geen alternatief had voor de werppijp om zwaar te kunnen voeren, stierven de beten weg en ving ik het tweede deel van de sessie ook kleinere karper en brasem. Tenslotte, had ik bij de voorbereidingen beter na moeten denken over een optiewater wat ik met hetzelfde materiaal en aas zou hebben kunnen bevissen, als het water van onze eerste keus.

 

Pluspunten zijn hoe de beperkte aanpassingen toch nog geleid hebben tot de vangst van enkele mooie vissen en het idee dat ik er zoveel mogelijk aan gedaan heb om dat voor elkaar te krijgen. Wat dat betreft is een uitgebreide ervaring om op terug te kunnen vallen het meest belangrijke pluspunt in dit soort situaties. Tóch zal ik bij de voorbereiding van mijn komende voorjaarssessie zéker terugdenken aan de lessen die ik hier weer mee geleerd heb. Een aantal zaken had ik immers ook makkelijk kunnen voorkomen. Vallen en opstaan, ik zal het zeker blijven doen zolang ik vis, maar dat is ook juist de charme en de beleving die karpervissen zo mooi maakt.

Maak jouw eigen website met JouwWeb