Seizoen 1998

Kan ik dit jaar oogsten ???

Op zaterdag 10 januari, houdt ik mijn tweede sessie aan de spoorbrug in Weert, ondanks het feit dat de vis hier in het weekeinde vaak moeilijk aan de schubben is te komen. In mijn gedachten ligt dit aan het gegeven dat de scheepvaart op zaterdag nagenoeg (en op zondag geheel) stil ligt. Ook op deze dag lijkt het aanvankelijk rustig en de eerste uren worden dan ook zonder enige actie doorgebracht. Rond tien over tien als de zon zowat mijn stek heeft bereikt passeren er achtereenvolgens drie schepen. Nadat ik mijn hengels weer heb ingeworpen krijg ik binnen een kwartier een run die resulteert in mijn eerste vis van dit seizoen. Evenals de voorgaande jaren is ook deze eerste vis direct een mooie. 24 Pond en 91 cm lang.

Deze vis blijkt een oude bekende die ik in het najaar van 1995 al eens had gevangen (toen 2 pond lichter en 3 cm kleiner) Ook nu vocht hij op de kant harder als in het water. Het kostte me 6 foto’s met de zelfontspanner voordat ik er één had waarop de vis stil wilde liggen en ik niet met hem aan het worstelen was.

De week erna, mijn derde sessie, is eveneens succesvol. Op vrijdag de 16e vang ik in eerste instantie een schubkarpertje van 59 cm die ik door zijn mooie bouw op een pond of tien schat. In principe was ik al tevreden met deze vis want met een dalende watertemperatuur deze week naar 4½ graad rekende ik niet te veel op een succesvolle sessie. Als ik dan na ongeveer een half uurtje mijn tweede twintiger van dit seizoen vang ben ik meer dan tevreden. Voor de statistieken 84 centimeter en 22 pond. Blij als een kind rijdt ik daarna naar huis.

Op mijn verjaardag (de 23e) zit ik voor de 4e keer dit jaar op deze stek. Ik had me al een voorstelling gemaakt hoe het zou zijn om op mijn verjaardag een mooie vis te vangen en mijn gedachten gingen hierbij uit naar een spiegel die ik het vorige jaar rond deze periode ving op 25½ pond.

Deze dag leek echter in een blank te eindigen. Na ruim drie uur besloot ik het nog een half uurtje aan te zien en daarna in te pakken. De watertemperatuur was nog steeds slechts 4½ graad en op de wal was het nog minder. Plotseling toch een aanbeet. De vis scheerde langs de overzijde en ik dacht in eerste instantie dat het om een kleintje ging. Wat kun je er soms toch naast zitten. Als de vis na enkele minuten vlak voor mijn voeten aan de oppervlakte draait zie ik dat het de vis uit mijn gedachten betreft. Enkele benauwde momenten later als ik hem in mijn landingsnet uit het water til weet ik zeker dat ik mijn derde twintiger heb gevangen. Een zwak beschubde spiegel van slechts”83 cm en 27 hele ponden. Wat een verjaardagscadeau. Na de foto's ga ik in een jubelstemming naar huis en in mijn hoofd beginnen de contouren, van wat een succesjaar kan worden, zich te vormen.
Op de beurs in Zwolle krijg ik van Mick eindelijk mijn lang verwachtte, in Engeland gebouwde, hengels. Twee Ultra Carp Gemini's (elke hengel heeft twee toppen van 2½ en 3 pond, vandaar de naam Gemini) rijden met mij mee terug naar Brabant. Als ik op vrijdag de twintigste wederom aan het water zit lijken de vooruitzichten op vis erg gunstig maar na 4½ uur noteer ik mijn derde blank van dit jaar. Ik speel met de gedachte om bij aanhoudend mooi weer de andere zijde van de brug weer eens aan te pakken of eventueel op de paaltjesstek met voeren te beginnen.
Ik denk dat de brug nu nog voldoende productief kan zijn en zodoende besluit ik aan de andere kant van de brug (stek: Weert-2) te gaan voeren.

Ondanks mijn planning om op Weert-2 te voeren besluit ik toch nog een keer de zuidzijde van de brug te bevissen. De weervooruitzichten zijn namelijk te nat, te koud en te winderig om onbeschermd langs het water te gaan zitten. Na twee dagen voeren is er eindelijk weer succes. De 27e februari heeft 2 vissen voor mij in petto. Een schub van 13½ en een spiegeltje van 8 pond vinden hun weg naar het landingsnet. Toch heb ik het gevoel aan de andere kant van de brug beter te kunnen scoren.

Zaterdag 7 maart. Na drie dagen voeren aan de andere zijde van de spoorbrug liggen mijn beaasde hengels om 07.00 uur te water. Mijn verwachtingen zijn hoog gespannen ondanks (of moet ik zeggen dankzij) het feit dat de condities hetzelfde zijn als verleden week, dus nat en winderig. Verder kent deze stek de nodige obstakels onder water waaraan ik regelmatig vastzit en met een botte haak of afgebroken onderlijn wordt geconfronteerd. Na ongeveer drie kwartier krijg ik een aanbeet op mijn linker hengel, waaraan een zinkende en een drijvende boilie elkaar in evenwicht houden, maar wanneer ik aansla valt na ongeveer een seconde de lijn slap en kan ik gewoon binnen draaien. Jammer. Een half uur later is het wel raak! Op mijn rechter stok krijg ik op een liggende boilie een aanbeet. Ik weet de karper die in de richting van de dukdalven vlucht te keren en rustig verder uit te drillen. Na een minuut of acht ligt er een mooie twintiger voor me in het gras. Een markante vis van 21½ pond met een staartvin die tot aan de wortel is ingesneden. Het is al een oude wond en de vis lijkt er (gezien de dril) geen nadeel van te ondervinden. Vijf kwartier en twee onderlijnen later vang ik op dezelfde hengel een gedrongen spiegelkarper van 72 centimeter.

Het gewicht valt iets tegen, ruim 19 pond. Toch mag deze vis ook op de foto vanwege zijn schitterende bouw en tekening. Als ik de schub uit zijn bewaarzak haal om te fotograferen, zie ik dat hij al een tijdje op het voer moet hebben gelegen. De bodem van de zak zit onder de half verteerde boilies. Een teken dat mijn aanpak goed is en dat ik niet teveel heb gevoerd. Als ik om half elf inpak voer ik het restant van mijn boilies, zo'n 50 stuks, omdat ik van plan ben aanstaande dinsdag, op mijn vrije dag terug te komen. De vooruitzichten zijn kouder maar met minder kans op regen. Ik ben benieuwd of zich weer een twintiger zal melden.

De nacht van 9 op 10 maart is helder en koud. Om kwart over zeven sta ik aan het licht dampende water. De temperatuur is bij aankomst drie graden onder nul, maar het moet vandaag zonnig en zo'n zeven graden worden. Tien minuten later heb ik beide hengels op de voerplekken ingegooid. Ik zit net goed en wel onder mijn paraplu als ik om 07.30 de eerst aanbeet krijg. Lichtelijk overdonderd door zo'n snel resultaat sla ik aan. De vis komt nagenoeg direct naar de oppervlakte aan de overkant van het kanaal en het ziet er uit dat mijn vijfde twintiger van het seizoen zich heeft aangediend. De vis, een schubkarper, heeft een behoorlijke bouw en ziet er ook lang genoeg uit om deze hypothese te rechtvaardigen. Helaas schiet na ongeveer een minuut de haak los en ben ik super teleurgesteld. Aan de haak is niets te zien en ik gooi opnieuw in. Als ik een kwartier later een veertien ponds vis weet te vangen aan dezelfde hengel is dit niet meer dan een troostprijs. Dat bij de aanbeet van deze vis mijn half ingeschonken bak koffie over de grond gaat, is statistisch gezien niet verwonderlijk. Om kwart over acht dient op mijn andere hengel, de linker, de volgende vis zich aan. Deze laat zich aanvoelen als een mooier exemplaar en dat blijkt ook als hij in het landingsnet ligt. 83 Centimeter en 19½ pond zijn de bijbehorende cijfers. Twintig minuten later, het kan niet op, weer een aanbeet op mijn rechter hengel. En wederom kan ik een twintigplusser bijschrijven in mijn logboek. Als om half tien dezelfde hengel er weer vandoor gaat en ik ook nog een spiegel vang is mijn topdag meer dan geslaagd.

In eerste instantie denk ik dezelfde spiegel als afgelopen weekend te hebben gevangen maar deze is een centimeter kleiner en weegt 2½ pond minder. Daarna varen er meer dan een half uur boten voorbij zodat er van vissen niets terechtkomt en ik besluit mijn 23-er te fotograferen.
Dat valt nog niet mee met 88 cm weerbarstige schubben onder mijn paraplu maar uiteindelijk lukt het toch. Vanaf kwart over tien vis ik nog lekker een half uur uit. Ik vang niets meer maar dat is ook niet nodig. In het opwarmende lentezonnetje laat ik deze sessie nog eens rustig op me inwerken. Helaas kan ik de komende anderhalve week, vanwege mijn werk, niet vissen maar ik hoop deze stek nog even voor mezelf te hebben.

Het is niet helemaal duidelijk of de periode tussen de vorige keer en deze keer te lang is geweest en of de teleurstellende resultaten daarmee samenhangen maar het is een feit dat ik zowel op 21 als 27 maart niets fatsoenlijks meer kan vangen. Een visje van een pond of zeven is de hele buit in twee sessies en ik besluit het aan de brug tot het late najaar voor gezien te houden.

Op zes april ga ik onvoorbereid naar Heel, omdat ik na afloop van het vissen nog even aan de Maas wil gaan kijken op de plek waar Rolf en ik onze 3-daagse sessie gepland hebben. De visdag loopt op niets uit. Als ik 's ochtends aan het water kom is de plek die ik in gedachten had reeds bezet en moet ik uitwijken naar een stek waarin ik eigenlijk geen vertrouwen heb. De vangst is dan ook nul en ik besluit al na drieënhalf uur in te pakken om de stek aan de Maas te verkennen. Deze ziet er goed uit, maar het zou een probleem kunnen zijn dat aan beide zijden een weiland ligt waarin rechts paarden lopen en links een bordje verboden toegang hangt. Toch moet de grote vis zich hier voor de paaitijd gaan verzamelen en ik hoop dan ook de eerste week van mei goed te hebben gekozen met het oog op de watertemperatuur.

De eerste week van mei kan Rolf niet, dus besluiten we de sessie met een week te vervroegen. Op woensdag 29 april komt Rolf omstreeks kwart over twaalf aanrijden terwijl ik al minstens een half uur loop te ijsberen over mijn nieuw gelegde oprit. De spullen worden snel in Rolfs auto geladen en we gaan op weg. In de auto vertel ik dat ik gisteren 2 kilo boilies en ongeveer 3 kilo partikels op de stek heb gevoerd en dat bij het peilen bleek dat de diepte ongeveer twee meter bedroeg. Ook vertel ik dat ik op het paaigat zelf ongeveer een 40-tal karpers heb zien zwemmen, waaronder een goudkarper. Als we aankomen is de stek gelukkig onbezet. Er staan overigens wel enkele bivvy's aan de andere kant van de dijk, maar daar zullen wij geen last van hebben. Als we eindelijk alle uitrusting zo'n 5 a 600 meter versjouwd hebben van de auto naar de stek hebben we omstreeks twee uur de hengels op hun plek liggen en wensen elkaar een fantastische sessie toe. De eerste middag gebeurt er niets en ook 's avonds laat de vis verstek gaan. Wel zien we tot vijfmaal toe een karpertje springen op enkele meters voorbij de voerstek en we verwachten dat deze in de loop van de nacht wel dichterbij zal komen. Om tien uur na de nodige bieren gaan we pitten en hopen op een slechte nachtrust. Om drie uur is het dan zover. Na een aantal piepen hangt mijn linker swinger helemaal naar beneden en is de spanning van de lijn af. Na drie keer aanslaan en opdraaien krijg ik eindelijk contact met de vis. Hij maakt het me niet moeilijk en ligt na een paar minuten in het door Rolf bediende landingsnet. Twaalf pond is de buit en hij mist de bovenste staartlob. We laten hem snel los en hopen op een vervolg. Als we de volgende ochtend om zes uur wakker worden is er niets meer gebeurd. We besluiten allebei onze hengels binnen te draaien, een penhengel op te tuigen en daarmee wat onder het kantje te gaan peuteren. Na ongeveer anderhalf uur ben ik het beu en loop terug naar de stek. Ik gooi mijn linker hengel wat verder in naar de plaats waar gisteren dat karpertje gesprongen had en ga koffie zetten. Ik heb nauwelijks water in de ketel gedaan als ik een echte fluiter van een run krijg.
Ik schrik me dood van deze plotselinge en zo onverwacht snelle actie. Al snel heb ik mijn linker hengel in de knuisten en sla aan terwijl de vis onverstoorbaar verder van mij vandaan zwemt. Na de eerste run van pakweg zo'n vijftig meter waarbij de vis met de stroom mee zwemt, kan ik hem eindelijk keren.

Heel eenvoudig zwemt de vis dan tegen de stroom in recht op mij af. Als ik hem voor de eerste keer zie denk ik nog aan een spiegel van een pondje of 15 maar als hij zich voor de tweede keer laat zien weet ik het. Het is een twintiger. Als even later bij het wegen blijkt dat de vis 28 pond weegt en er fantastisch uitziet met een paar grote schubben in een rij over de flank ben ik dolgelukkig. Rolf toont zich een echte vismaat en feliciteert me met deze vangst terwijl we hadden afgesproken om de beurt een vis te landen. Hij was helaas voor hem op het moment van de aanbeet helemaal aan het eind van de paaiplas en was alleen gefixeerd op zijn pennetje. Pas toen de vis op de kant lag kwam hij teruglopen. Hij was bij het pennen ook nog door een paard in zijn rug gebeten. Soms zit het mee.....soms zit het tegen. Ik besluit de vis zolang weg te hangen in een bewaarzak en gooi opnieuw in op dezelfde plek. Nadat ik Rolf heb verzekerd dat de volgende vis voor hem is gebeurt het ongelooflijke. Opnieuw krijg ik een run op de linker hengel. Rolf stort zich als een aasgier op de stok en ook hij krijgt een identiek verloop van de run voorgeschoteld. Aanslaan, dertig, veertig meter met de stroom mee zwemmen, keren, tegen de stroom in zwemmen, scheppen....schub, 78 cm, 20½ pond. Ook zijn eerste vis van het jaar is dus een twintiger. Door zijn werk heeft hij niet zoveel tijd als ik om te gaan vissen en daarnaast zijn de wateren in zijn omgeving nou niet bepaald de makkelijkste. Ik feliciteer hem op zijn beurt en we besluiten uitgebreid te ontbijten met koffie, broodjes, eieren, spek en een sigaret voor mij en een sigaar voor Rolf toe. In de middag besluit ik nog eens langs het water te lopen en zie opnieuw de goudkarper. Ik schat het beest op een centimeter of zeventig en ik wil ook wel een grote koi in mijn fotoalbum. Ik probeer zonder lawaai te maken zo snel mogelijk terug te komen in het kamp en haal mijn penhengel tevoorschijn. Ik vertel Rolf wat ik ga doen en ben weg. De goudkarper is verdwenen maar ik zie wel een grote staart uit wat begroeiing komen. Deze vis verdwijnt echter van de plek en ook hij laat zich niet meer zien. Wat zich even later wel laat zien is een spiegelkarper uit dezelfde categorie van de door mij gevangen spiegel. Tot tweemaal toe komt hij compleet uit het water zetten om dan met een klap weer terug te vallen. Helaas is de afstand te groot om effectief met de pen overbrugd te kunnen worden. De wind zou het onmogelijk maken. Na weer zo'n anderhalf uur ga ik weer terug naar onze bivvy's. Rolf heeft in de tussentijd (alweer aan mijn  ) een schub gevangen van zeventien pond. Een nog druipende weegzak getuigt van het gebeurde. De stand is twee - twee. Dat houdt in dat de volgende vis weer voor mij is. We nemen een tussendoortje in de vorm van saucijzenbroodjes die we in een pannetje verwarmen. Het smaakt nergens naar maar het is lauw en het vult dus rustig doorknagen. We besluiten om wat uitgebreider te gaan eten en maken achtereenvolgens bami soep, twee blikken bonenschotel, een blik tjaptjoi met rijst en anderhalve liter sinaasappelsap soldaat. Boertje, sigaretje voor mij, sigaartje voor Rolf en allebei een biertje.

Om vijf voor half negen bijt de vijfde vis alweer op.......juist, mijn linker hengel. Na een heftige dril weet ik nog een mooie spiegel te landen die met zijn 82 centimeter zeven cm korter is dan mijn vis van vanochtend en ook een pond lichter weegt, maar met twee vissen van 27 en 28 pond hoor je mij niet klagen. Ik spreek af met Rolf dat we pas weer een beurtwissel toepassen als ook hij een vis vangt boven de 25 pond. Dat gebeurt deze sessie niet meer. Met in de laatste nacht om half zes nog een spiegelvis van 80 cm en 24 pond en een kwartier voor het opruimen nog een 15 ponds schub zit deze sessie erop.

We zijn blij dat deze sessie goed voor ons heeft opgeleverd, zeker als we het vergelijken met alle andere aanwezige karpervissers. Zo'n tien anderen zijn al minstens 24 uur compleet visloos. We vertellen ook maar niet wat wij op onze stek gevangen hebben om geen zout in de wonde te strooien en om onze stek niet nodeloos te laten bezetten. Een ding staat vast hier kom ik terug.

 


Inderdaad op maandag 11 mei sta ik wederom op de stek aan de Maas. De weervooruitzichten zijn verschrikkelijk. Het wordt vandaag ongeveer 30 graden en ik besluit tot een uur of negen met de boilie te vissen op de oude stek en daarna te gaan pennen tussen de lelies. Tot twee maal toe krijg ik een paar snukken op mijn hengels en vooral bij de tweede keer waarbij de top van mijn linkerhengel zover doorbuigt dat ik denk dat mijn baitrunner elk moment kan gaan lopen verdenk ik er een karper van. Omdat er verder niets gebeurt ben ik bang dat er iets niet goed zit met mijn montage en ik besluit binnen te draaien. Had ik hem maar laten liggen want er mankeerde niets aan. Dus de stek voor niets verstoord. Tegen half tien ruim ik op en loop naar de auto. Met mijn penhengel struin ik langs het paaigat maar ik kan nauwelijks karper ontdekken. De paar vissen die ik zie zitten zover tussen de lelies dat ik nauwelijks in staat ben om bij het inwerpen mijn pennetje in een gaatje tussen de lelies te krijgen. Tegen twaalf uur besluit ik het dan ook voor gezien te houden. Ik rijd naar het Sleydal in Heel waar de karper volop bezig is met het paaifeest. De echte grote zitten er echter nog niet tussen. Hier hoor ik dat afgelopen zaterdag een karpervisser is verdronken toen hij uit zijn boot viel. Johan Raetsen en Wil Rutten hebben nog naar hem gezocht maar konden hem niet vinden vanwege de rimpelingen op het water. Jean-Pierre (27), een vismaat van Wil, is tijdens het uitoefenen van zijn hobby overleden. Heel triest. Ik ga maar naar huis.

Zoals ook vorig jaar breekt in mijn ogen weer een periode aan waarin de karper zich moeilijk laat vangen op het kanaal. De sessies die ik tot eind mei houd blijven visloos. Toch heb ik een aantal dagen gevoerd op de stek bij de sluis maar op twee grote windes na blijf ik ook hier van vis verstoken. Het moet anders, maar hoe?

Tussenstand op 31 mei. Ik heb 16 karpers waarvan 7 twintigplussers. Hieronder bevinden zich twee 27-ers en een 28-er. Op zich is dat geen slecht resultaat. Toch ben ik niet helemaal tevreden. Ergens in de buurt van mijn paaltjesstek (Weert-52) is een schubkarper van 38 pond gevangen door Serge. Dat moet dezelfde vis zijn als de vis die Johan twee jaar geleden op 35 pond ving. Ook op de Zuidwillemsvaart maar onder de A-2 brug is een 33 pond schub gevangen. Bij de sluis is een dertig ponder gevangen door een man van rond de veertig (Theo of Thei) die op mijn stek zat te vissen tijdens mijn laatste voercampagne. Hij wist overigens niet dat ik daar gevoerd had. Ook ging het gerucht van een 35-er van dezelfde stek maar ik heb daar mijn twijfels over. Op de Maas komen ook weer geweldige vissen boven water maar dat is te ver om elke dag te voeren. Het vertrouwen is weg in deze periode en daar baal ik verschrikkelijk van. Wat ik nodig heb zijn een paar succesjes.

Doordat het moreel zo laag is, is de drang om te gaan vissen minder groot als anders. Ik besluit om de weekenden wat minder te benutten en met name de avonden door de week wat meer te gaan vissen. Zo weet ik tijdens mijn eerste sessie aan de VW-stek op de Keen Carp way een geblokte 24 ponds spiegelkarper te vangen. Tevens blijkt deze stek slechts 100 meter verwijderd van de stek waar Serge zijn 38-er ving. De week daarna plan ik een nachtsessie die ik samen met Serge zou uitzitten. Doordat hij er niet is en ik me mede daardoor niet echt op mijn gemak voel besluit ik rond half twaalf toch maar in te pakken en huiswaarts te keren. De hele buit na drie dagen voeren is een grote ruisvoorn. Dat is niet echt waar ik voor kwam. Als je hoort dat op dit gedeelte van het kanaal in ieder geval 3 (maar waarschijnlijk 5) verschillende dertigers moeten rondzwemmen is een voorn van nauwelijks 150 gram niet eens een troostprijs. Toch ga ik op dit deel van het kanaal nog scoren. Dat voel ik!



Tweeëndertig pond en nog wat.

Na een aantal mislukte sessies die op enkele windes na uitmonden in blanks, kom ik op maandag 20 juli om kwart voor zeven ‘s avonds aan bij sluis 16. In verband met het bloedhete weer, het is vandaag 32 graden geweest, heb ik besloten om in het stromende water bij de lage kant van de sluis te vissen. Helaas zit er al iemand zo'n twintig meter verderop maar ik besluit het er toch maar op te wagen. Terwijl ik optuig in de brandende zon die recht op mijn kant staat heb ik al een slecht gevoel over deze stek. Dit gevoel zal ook niet meer weggaan en ik besluit na een uur om in te pakken en naar de VW-stek te rijden. Met de achterliggende gedachte om als ik niets vang toch in ieder geval het water ter plaatse goed te kunnen observeren. De vorige keer sprong er namelijk een karper die af te lezen aan de kringen een behoorlijk formaat moet hebben gehad. Ik tuig behoorlijk snel op en werp mijn linker hengel onder de eigen kant en de rechter in de richting van overhangende rietstengels en een leliebed hetgeen ik de karper burcht gedoopt heb. Dit in verband met de eerder vermeldde springende karper van de vorige sessie.
Ik voer hierbij ongeveer tien tot twaalf boilies exact gemikt op de plaats waar mijn aas in het water terechtkwam. Vanwege een naderend plezierjacht besluit ik om deze hengel te voorzien van een toplood. Na ongeveer een uur krijg ik een aantal piepen op mijn linker hengel en ik vermoed dat daar een vis in de buurt zwemt die de lijn geraakt heeft. Even later weer een paar piepen op dezelfde linker stok. Als ik dan na ongeveer vijf kwartier een run krijg ben ik eigenlijk verbaasd dat het mijn rechter hengel is die er vandoor gaat. Als ik contact zoek met de vis, die wat naar mij is toe gezwommen, en eveneens tracht het toplood richting vis te krijgen merk ik eigenlijk direct dat het een behoorlijk exemplaar moet zijn. De eerste run is hard en er gaat een behoorlijke kracht uit van het dier dat aan de andere kant van mijn lijn vecht voor wat hij waard is.

 

 

Als ik na enige tijd de vis voor het eerst te zien krijg aan de overzijde van het kanaal zie ik ook dat het in ieder geval een hoge twintiger betreft. Deze gedachte wordt nog versterkt als de vis vlak voor de kant begint met het draaien van zijn achtjes. Ik begin voorzichtig aan een dertiger te denken, niet vanwege zijn lengte maar voornamelijk vanwege zijn hoogte en breedte. Als ik na ongeveer 8 minuten de vis eindelijk in mijn landingsnet heb, met een zucht van verlichting, omdat toen ik wist wat ik aan de lijn had ik bang was voor een losschietende haak, weet ik zeker dat ik een dertig ponds schubkarper heb gevangen. De eerst op nul gestelde unster stelt mij in het gelijk. Zestien kilo en negenhonderd gram. Na aftrek van het net blijft er 32 pond en 1 ons over. Ik meen op basis van de verhalen van Serge en Johan de vis te herkennen als “de Hongaar” vanwege de hoge knik achter de kop en zijn relatief kleine staart. De staartwortel daarentegen is twee keer zo dik als mijn pols. Na het nemen van de foto's met de zelfontspanner waarvan ik hoop dat ze gelukt zijn en nog twee foto's door een vriendelijke voorbijganger mag de vis weer retour. Hij zwemt gelukkig vrij snel weer weg. Eigenlijk blijft dat het mooiste deel van de vangst. Een mooie vis die na een spannende dril rustig van je vandaan zwemt.
Het enige nadeel waren de voorbijgangers, acht in getal van middelbare leeftijd, die met de fiets tijdens de dril passeerden en die met geen stok verder wilden toen ze zagen dat ik aan het drillen was. Ik hoop dat het geen consequenties heeft voor de drukte op deze stek.
Ondanks het weer, tegen alle regels in, een dag met een gouden randje. Zo blijkt maar eens te meer dat het erg moeilijk is om op voorhand te zeggen dat je met sommige weersomstandig- heden niets zou kunnen vangen. Er komt ook altijd een bepaalde mate van geluk om de hoek kijken. Of om met Rolf te spreken: “Weet je wat het is? Je weet het niet, hè”?
Op vrijdag 31 juli, na een volledige week wachtdienst, kom ik om 05.15 aan op mijn VW-stek. Hoe kan het ook anders? Met het vorige succes nog vers in het geheugen zal deze stek, in ieder geval tot aan mijn vakantie, mijn voorkeur genieten. Om half zes heb ik ingegooid. Het weer lijkt in geen enkel opzicht op de dag van mijn laatste succes. Het regent, de lucht is grauw, er staat een behoorlijke wind uit het zuidzuidwesten en het is gewoon fris aan het water. De hele ochtend manifesteren zich de nodige plukken op de top van mijn rechter hengel die onder de eigen kant ligt. Vorige keer was dat mijn linker stok maar omdat ik er toen niet helemaal gerust op was dat mijn tweede hengel niet in de weg zou liggen heb ik dat deze keer gewijzigd. Een tweede reden is dat het water hier over het algemeen van links naar rechts stroomt (ook door de werking van de sluis) en dat een vis die het geurspoor van mijn aas oppakt niet vlak voor mijn voeten langs hoeft te zwemmen om bij het aas te komen. Maar, terug naar de plukken op de top. Ik verwachtte eigenlijk voortdurend een aanbeet maar er gebeurde helemaal niets. Pas bij binnendraaien (zes uur later) zag ik waarom. De boilie was met de hair boven het lood om de hoofdlijn gedraaid, waardoor de haak ondersteboven tegen het lood aan hing. Gelukkig kreeg ik om vijf over elf op mijn andere hengel wel een run. Een van de mooiste gevechten uit mijn 'karper loopbaan' volgde. Niet zozeer omdat de vis aan de andere kant extreem groot of sterk was maar door de helderheid van het kanaalwater en het inmiddels doorgebroken waterige zonnetje. Deze laatste scheen precies met de juiste hoek in het water waardoor ik bijna de hele dril heb kunnen zien plaatsvinden. Ik zag dan ook direct dat mijn tiende twintiger zich had aangediend. Met zijn 86 centimeter iets groter dan mijn laatste dertiger maar door zijn bouw exact tien pond lichter zo zou later blijken. Na de vis te hebben gefotografeerd mag hij weer naar huis. Ik doe hetzelfde.

De zomer gaat verder nagenoeg geheel zonder belangrijke incidenten voorbij. Tijdens mijn vakantie in Frankrijk kan ik geen vis gevangen krijgen en alleen een nachtje bij Mick in de gracht van Nieuwpoort levert een schubkarpertje op van een pond of zeven.

 

Verder, als het najaar nadert vang ik op de VW-stek mijn elfde twintiger die evenals de vorige 22 pond laat aantekenen. Dan volgt er tijdens een gemeenschappelijke sessie van Rolf en mij op de VW-stek een telefoongesprek met Mick die ons vraagt of we volgende week donderdag mee gaan vissen in Frankrijk. Helaas kan Rolf door een druk oefenprogramma niet mee maar ik.......

Donderdag 8 oktober 1998. Om ongeveer 23.45 uur staat Michel bij mij aan de deur. De spullen, waarvan ik denk dat het nogal veel is, worden in Michels bus geladen en klokslag middernacht zijn we onderweg naar Veldhoven. Aangekomen bij Michels huis drinken we een kop koffie en wachten op Mick die na een uur arriveert. Rond de klok van tweeën beladen we Micks bus en ik zie dat zij nog meer bende meeslepen dan ik. Kilo's partikels, boten, hengels, tenten, eten enzovoorts enzovoorts verdwijnen in de bus van Mick. En om half drie vertrekken we in de mist naar Montereau aan de Yonne waar het Etang de la Tombe ligt. Teringtubbies houden ons onderweg via Antwerpen, Luxemburg, Troyes en Montereau gezelschap. De rit duurt door een combinatie van de mist en een minder briljante routeplanning (hoezo omgereden?) enkele uren en vele kilometers langer dan gepland. Doordat we steeds moeten denken aan Wil in een rood boilietubbypak houden we onszelf wakker. Eindelijk staan we omstreeks tien uur bij een tankstation in Montereau en doen inkopen bij de plaatselijke Supermarché. Aan het einde van de ochtend rijden we door de poort het terrein op van Etang de la Tombe oftewel Dream Lake. Het meer doet zijn naam eer aan, het is hier schitterend. De natuur heeft hier de laatste jaren ongestoord zijn gang kunnen gaan.
Op het terrein staan her en der de half vergane resten van een vakantiepark daterend van eind jaren 50 begin jaren 60 overwoekerd door onkruid en nu nog slechts bewoond door spinnen en ander ongedierte.
Het meer zelf is zo'n 18 hectare groot inclusief de vijf eilandjes die er in voorkomen. Doordat het herfst is, geeft de begroeiing de omgeving nog meer kleur en variatie. Ook in het meer is veel plantenleven aanwezig. Het wier groeit in het overgrote deel van het water overvloedig en bij elke stap die ik zet bij onze gezamenlijke verkenning vraag ik me steeds meer af of er wel plaatsen zijn waar we ons aas op een schone bodem kunnen presenteren. Er zijn ongeveer een twintigtal stekken rondom de plas aanwezig. Uiteindelijk vinden we twee stekken aan de oostzijde van het meer waar we met drie man kunnen zitten. De rechter stek wordt door Mick en mij bezet, de linker is voor Michel. Op zich is die kant erg gunstig omdat een bries uit het zuidwesten een rimpel op het water trekt in onze richting. Als we teruglopen naar de ingang zien we de terreinopzichter. Ook hij heet Michel en hij vertelt ons dat er al twee weken niet op het meer gevist is en dat we voor 100 Franse Francs per dag mogen vissen. Als we naar de stek toe rijden gebeurt er iets vervelends. Het half overwoekerde pad camoufleert een vierkante betonnen put waar we met het rechter voorwiel inrijden. Het wiel zit er nagenoeg geheel in en het kost ons twee uur krikken en wrikken en slepen met hout voordat we de wagen vrij hebben. Met name door Michel die een passend houtblok wist te vinden om het gat onder de opgekrikte bus op te vullen. Eindelijk komen we op de stek en kunnen we uitladen. We besluiten vanwege het tijdstip om eerst de boten op te pompen, stekken te zoeken (zowel met de visvinder als op zicht) en de hengels uit te roeien. Rond zes uur, zo'n 6 uur later dan ik verwachtte, ligt alles te water en een uur later staat ook het benodigde kampeergerei op de stekken. Op dat moment hebben we ongeveer 36 uur niet geslapen en de hele dag nog maar weinig gegeten. Ik steek de barbecue aan en bak hamburgers en kip waar we stokbrood bij eten. Tijdens het snijden van het stokbrood snijd ik me voor de eerste keer tijdens deze sessie in mijn vinger. Gelukkig, geen bloed! We toosten met een biertje op een goede vangst. We spreken af dat we de hengels delen zodat we mogelijk allemaal vis vangen en dat de eerste vis is voor diegene van wie de hengels zijn. Dat blijkt Mick te zijn. Om 01.00 uur ‘s nachts gaat zijn middelste hengel, die op het wijd ligt, ervandoor. Ik sta in drie tellen buiten en wil aanslaan, maar Mick (slaapdronken) zegt dat hij helemaal geen beet heeft want de baitrunner loopt niet en zijn swingers hangen stil. Als de vis een tweede schot neemt wacht ik niet langer af maar pak de hengel op en sla aan. Na pakweg 15 minuten, laarzen aan, jas aan, plasje doen, sigaretje opsteken en in de boot stappen, roei ik met Mick naar de vis. Als we boven de vis zijn oefent Mick meer druk uit op de vis. De dril is kort maar hevig. Bij de tweede poging weet ik de vis te scheppen. De eerste is binnen. We wegen de schub op 9.200 gram, een Engelse twintiger. Na twee foto's in het donker laat ik de vis weer zwemmen en zet Mick koffie. Ik duik daarna weer in bed en ben direct weer onder zeil. Dromend van mooie dingen.
Zaterdag zijn we rond tien uur allemaal wakker en verzamelen we ons in de tent van Mick. We zijn redelijk gelukkig met al in de eerste nacht een vis. Mick zegt dat hij eerder verwacht had dat zijn rechter hengel, die tegen een landtong onder een overhangende boom ligt, een beet had opgeleverd. Hij heeft dat nog maar nauwelijks uitgesproken of zijn rechter beetmelder registreert een run. Ik zit het dichtst bij de deur en sta in een sprong buiten. Ik sla aan op 'mijn' vis aan Micks hengel. Nu volgt de vreemdste dril die ik ooit heb meegemaakt. Als we er met de boot heen varen en ik spanning op de lijn houd doet de vis helemaal niks. Ik vraag me zelfs af of hij er nog wel aanzit. Als we boven de vis komen krijg ik enkele rukken op de top en ik wijs Mick op een grote staart die twee meter onder water uit het wier steekt. Ik hang volledig in de hengel maar de vis komt het wier niet uit. We besluiten om de boot drie meter verderop tegen de landtong aan te leggen.
Mick kan zich zo aan de boom vasthouden en dat houdt de boot stabieler. Na nog tien minuten onophoudelijke druk van mijn kant, waarbij de vis hooguit een meter lijn neemt als ik expres de druk even laat wegvallen, zien we de vis volledig bovenop het wier liggen.

 

De spiegel is niet zo lang maar moddervet en weigert nog steeds om naar boven te komen. Mijn arm begint te protesteren terwijl de vis nog steeds gewoon blijft liggen ondanks een tot barstens toe gebogen Armalight. Ik besluit een truc toe te passen die ik eens gelezen heb in het boek 'Gejaagd door de Karper' waarbij Co Sielhorst vertelt hoe je een karper omhoog kunt dwingen door het verdwijnpunt van de lijn onder de vis te brengen. Als ik de top ver onder water steek is de vis inderdaad in een oogwenk aan het oppervlak maar vechten doet hij nog steeds niet. Hij spettert alleen maar wat met zijn staart op het water en ik denk dat hij rijp is voor het landingsnet. Mick laat de boom los en schept de vis. Er zit minder wier bij dan ik verwachtte. Ik denk aan een hoge twintiger maar Mick is ervan overtuigd dat hij zwaarder is. Het resultaat blijkt op de kant 77 centimeter en 15,2 kg te zijn. Mijn tweede dertiger dit jaar. Na de foto's mag ook deze vis terug. We zien hem in het heldere water wegzwemmen.
We moeten nog inkopen doen, brood en zo, en we spreken af dat Michel bij de hengels blijft omdat de volgende vis voor hem is. De rest van de dag gebeurt er weinig. We varen, op een na, alle lijnen opnieuw uit en voeren bij. Tijdens het binnendraaien vangt Michel een Poisson Chat aan Micks hengel. Beurtwissel!!! Als we gaan eten snijd ik me voor de tweede keer, omdat ik niet weet hoe mijn bestek in het bijbehorende hulsje hoort. Deze keer is er wel bloed en Michel speelt verpleegster. Ik mag deze sessie geen mes meer aanraken. Flauw hoor!
Daarna drinken we een biertje en vertellen wat verhalen en anekdotes onder andere over boilietubbies, luie mensen en vrouwenwerk. Rond tien uur gaan we naar bed hopend op een korte nachtrust. Om 07.00 uur word ik wakker. De nacht heeft niets opgeleverd. Van Michel en Mick hoor ik dat de nacht erg helder was met een maan hoog aan de hemel die de omgeving verlichtte. De ochtend is bewolkt met een goede zuidwestenwind (kracht 4 à 5) recht op kop. Het weer is perfect en ons vertrouwen op een volgende aanbeet is huizenhoog. Mick maakt een geweldig ontbijt met eieren, bacon, champignons, tomaat, brood en veel koffie.
Inmiddels zijn gisteren ook twee Engelsen gearriveerd. Een van beide had drie vissen maar geen grote. Als ik een rondje rond het meer loop vind ik ze beiden in slaap. Ook zij vissen met partikels. Rond half een belt Marian. Het regent in Nederland, zegt ze. Als ik ophang begint het ook in Frankrijk te regenen. In de middag doen we een dutje. Als ik om half vijf wakker word regent het nog steeds en de wind is iets geluwd. Het blijft perfect weer voor een aanbeet en de stekken hebben inmiddels vierentwintig uur rust gehad, zo spreken we elkaar (maar vooral Michel) moed in. Toch begint het vertrouwen langzaam plaats te maken voor twijfel. Zou Michel zijn vis ook nog vangen? Na enkele koppen koffie, bami soep, macaroni, enkele blikken Struik en wat bier en sigaretten zoeken we om tien uur de bivvy's weer op.

De nacht gaat voorbij met slechts af en toe een piep. Geen runs. Om zeven uur ben ik echt klaarwakker en begin mijn bivvy van binnen op te ruimen. Met een rol toiletpapier vlucht ik naar mijn houten toilet. Het rechtse vakantiehuisje. Ondertussen realiseer ik me dat de dag van vertrek is aangebroken en dat de kans op een vis voor Michel met de minuut kleiner wordt. Zelf vind ik het resultaat ook tegenvallen hoewel ik besef dat ik niet mag klagen met mijn vis. Tijdens het ontbijt (perfect Mick) vertelt Michel over een gigantische vis die bij hem in de hoek tot tweemaal toe heeft gesprongen. Ook Mick heeft hem gehoord en beiden spreken met bewondering over de geschatte grootte. 50 pond of zo? Mick dacht eerst dat Michel in het water was getuimeld maar dat zou hij vast geen twee keer achter elkaar hebben gedaan, en Michel dacht in eerste instantie aan een hert of een ree. Helaas zullen we de vis deze keer niet op de kant krijgen. Na het eten draaien we de hengels binnen. De eilandstek van Michel is compleet leeggegeten maar heeft geen run opgeleverd.
Om twaalf uur vertrekken we terug naar Nederland. Een mooie ervaring rijker en met veel plannen hoe we het een volgende keer aan kunnen pakken komen we na vijf en een half uur aan in een regenachtig Veldhoven. Het zit erop, maar We'll be back!!!

Na mijn Frankrijk sessie is het even wat minder. Zowel de vangsten als de motivatie laten behoorlijk te wensen over. Op de VW-stek kan ik ondanks 4 dagen voeren geen beet krijgen terwijl dezelfde nacht ook Serge een blank aan zijn broek krijgt. Een week eerder vangt hij twee vissen waaronder een fraaie dertig ponds schubkarper. Ik heb weinig vertrouwen in mijn White chocolate boilies. Ze hebben me nog geen aanbeet opgeleverd. Eigenlijk weet ik niet goed waar ik heen moet nu de winter in aantocht is. Na lang wikken en wegen besluit ik de jachthaven bij de stadsbrug aan te pakken. De eerste sessie na drie dagen voeren levert niets op. Bij een stormachtige zuidoostenwind, waarbij mijn rodpod zelfs een keer omwaait, is de overlast van jongeren dusdanig groot dat ik het niet aandurf om een nacht te blijven zitten. In eerste instantie wordt de jachthaven gebruikt als pleisterplaats om 'in te drinken' en gezellig wat wiet te roken. Daarna rond twaalf uur komt de jeugd weer terug om in de jachthaven vernielingen aan te richten. Een reddingsboei, een prullenbak en een redding haak moeten het ontgelden. Ik durf niet slapend naast mijn dure hengels te gaan liggen en deze ook doelwit te laten worden van het jeugdig vandalisme. Soms is het verstandiger om in te pakken.
De tweede keer dat ik er kom belt Marian rond acht uur 's ochtends op en vertelt dat Chiel ziek is. Omdat ze zelf een afspraak had gepland besluit ik wederom in te pakken en naar huis te gaan. Alweer een sessie die wordt afgebroken na nauwelijks twee uur. Ik hoop 's avonds nog een paar uur te kunnen pakken. Het lijkt erop dat ik blijf steken op het huidig aantal vissen dit jaar. Ik kan dezelfde avond inderdaad nog een paar uur weg maar het wordt steeds kouder. Als de bladeren op de grond beginnen te knerpen onder mijn voeten verlang ik naar de kachel. Ik doe iets wat ik in al die jaren nooit eerder deed. Ik ga liever naar huis dan dat ik blijf doorvissen.

Op zaterdag 28 november ga ik om 18.00 uur vissen aan de loswal van de meelfabriek. Ik ben opgelucht als ik zie dat er geen boot ligt aangemeerd. Toch is er geen actie. Ik vis door tot kwart over een en besluit dan om in te pakken. Mijn rechter hengel blijkt vast te zitten in een obstakel en ik trek alles kapot. Ik glijd om tien over half twee tussen de lakens en bedenk me dat het op het ogenblik niet meezit. Ik moet nog scoren dit jaar, maar waar en hoe?

Op zondag 13 december besluit ik om weer eens met de pen te gaan vissen. De hengel waarvan ik vorige keer de lijn heb gebroken wordt omgebouwd terwijl ik aan de Niesakkerbrug in Nederweert aan het water sta. Hier ving ik in het voorjaar van 1996 met de pen een mooie twintiger tussen de dukdalven en de brug vandaan. Vandaag lukt het me niet, maar dat kan me niet zo veel schelen. Ik rijd terug naar Weert en besluit door te rijden naar de kanaalhaven om te zien of ik daar echt niet kan vissen. Serge vertelde me dat de kanten daar enorm steil zijn. Dat lijkt me een vreemd verhaal want het lijkt me dat de mensen die daar aanleggen met hun schip er toch ook af moeten kunnen. Het is nogal een eindje lopen vanaf de plek waar ik mijn auto kan parkeren maar ik heb gelijk. Het is nogal moeilijk maar je kunt er komen en, wat belangrijker is, je kunt er ook vissen, tenminste als je het traliehek een beetje opzij duwt hetgeen gepaard gaat met een hoop gepiep. Het stekkie is erg klein. Er is nauwelijks genoeg ruimte voor één hengel maar volgens mij vist er niemand. De vissen die op het kanaal 's winters erg veel last moeten hebben van de scheepvaart kunnen hier ideaal uit de stroming liggen en er staat ongeveer 3 meter water onder de pen. Dat ik hier na een goed uur ook visloos vertrek maakt me niets uit. Ik noem deze visplaats 'de stiekeme stek'. De motivatie begint langzaam terug te keren. Helaas heb ik de komende weken erg weinig tijd om te vissen door mijn op handen zijnde verbouwing.

De laatste twee sessies van het jaar vis ik ook op de stiekeme stek. Ik kan er geen beet krijgen en derhalve sluit ik het jaar af met tien opeenvolgende blanks, in totaal 50 uur. Toch kan ik zeggen dat ik een goed seizoen gehad heb. Met twaalf vissen boven de twintig pond waarvan twee dertigers heb ik dit jaar wel geoogst. Toch zit er een gevoel dat, vooral de tweede helft van dit jaar, de vangsten qua aantallen tegenvallen. Voor volgend jaar zullen er een aantal zaken veranderen. Zo zal de stek bij de spoorbrug waarschijnlijk veel minder productief zijn dan in dit jaar doordat de holle wanden van het kanaal zijn afgesloten. Wat 1999 zal brengen, moeten we het komend jaar proefondervindelijk vaststellen. Hopelijk zet het vangen van dertigers zich voort. Het belangrijkste is dat het plezier blijft. Volgend jaar vis ik dertig jaar, het blijft mijn mooiste hobby.