Seizoen 2000

De puzzelstukken lijken in elkaar te passen.

Ik wil dit seizoen beginnen met een pleidooi voor correct gedrag aan het water.
Het derde millennium is begonnen. We staan op de drempel van een tijd die dreigende veranderingen voor de hengelsport met zich mee lijkt te gaan brengen. Enerzijds ligt daar de verharding van de maatschappij die resulteert in een ‘zerotolerance’ beleid. Ook is er de roep van de ‘groenen’ die met harde argumenten komen om het natuurbeleid en beheer met straffere hand te gaan regeren. Geen nachtvisserij meer, geen tenten aan het water, levend aas is inmiddels ook al verleden tijd en de visserij in natuur(lijke) gebieden dreigt ook een langzame maar zekere dood te sterven. Ook de nachtvisserij aan de Maas schijnt vanaf dit jaar verboden te zijn waarschijnlijk ten gevolge van het wangedrag van de vele Polen en voormalige Oost-Duitsers. Aan de andere kant is daar de karper commissie, die op positieve wijze het beleid van St. Petrus mede bepaalt alsmede de uitgifte van een vergunning voor vier hengels van eveneens dezelfde vereniging, waar gelukkig nog een hoop kan en mag, hoewel? Het nachtvissen op het kanaal Wessem-Nederweert is inmiddels beperkt tot de verharde wegkant van het kanaal door een verbod voor alle gemotoriseerd verkeer op het zandpad na zonsondergang. Dat geldt ook voor geparkeerde auto’s. Het nachtvissen op de vijvers binnen de bebouwde kom van Weert is inmiddels door een aantal jeugdige karpervissers ook voltooid verleden tijd geworden als dank voor de overlast die buurtbewoners ervan ondervonden. Als je hier goed over nadenkt, zie je dat het nodig is om als ‘echte’ karpervissers daar de nodige actie tegenover te stellen. We zien allemaal de achtergebleven rotzooi van meerdaagse sessies. Lijnen die dermate ver worden uitgevaren dat ze anderen storen op hun stek. Het vissen zonder (goede) onthaakmat. Het onbegeleid vissen van meerdere jeugdige delinquenten die meer alcohol drinken, weed roken en opiaten snuiven dan dat ze daadwerkelijk op serieuze wijze met hun hobby bezig zijn. Laten wij, die wel op een goede manier onze hobby beoefenen, dit toe? Wie spreekt deze mensen aan op hun onwenselijk gedrag aan het water en op de consequenties die dit mogelijk heeft voor onze hobby in zijn algemeenheid? Ook wijzelf die hoofdschuddend langsrijden of voorbijlopen zonder betrokkenen op hun gedrag aan te spreken zijn mede schuldig want een oud spreekwoord zegt: “Zwijgen is toestemmen”. Gelukkig beginnen meer mensen zich hieraan te storen en vinden we nu ook regelmatig artikelen terug in de diverse karper magazines waarin door de schrijvers inzichtelijk wordt gemaakt dat we onze eigen hobby om zeep helpen als we niet drastisch veranderen in ons gedrag. Respect voor de natuur, de mens alsmede zijn bezittingen zowel op als om het water zijn hier de sleutelwoorden. Laten we hier allemaal onze bijdrage aan leveren zodat we over vijftig jaar nog steeds onze fantastische hobby kunnen beoefenen.

Dit jaar moet beduidend beter worden dan het vorige. Het duurde te lang voordat de eerste vis op de kant kwam en het aantal vissen dat mijn net aan de binnenkant zag was het resultaat van enkele pieken. Zoals ik eerder al aangaf heb ik toch een hoop opgestoken van alle blanks en teleurstellende resultaten. Ik denk nu voor een groot deel de productieve tijden per stek te hebben gevonden. Hieruit resulteert dan ook mijn planning voor dit seizoen. De eerste 2 a 3 maanden zal mijn visserij zich afspelen aan de spoorbrug. Op deze stek wist ik in het verleden redelijk tot goed te scoren. Vervolgens verleg ik mijn strijdtoneel naar de Maas waar ook de nodige vissen op de kant kunnen komen tot enkele weken na de paaiperiode. Daarna verkas ik naar de stiekeme stek waar bij warm weer goede vangsten in het vooruitschiet liggen. De herfst ligt nog open voor experimenten. Een echte goed producerende stek heb ik nog niet gevonden terwijl dit toch voor velen de beste tijd van het jaar is. Het eind van het seizoen vis ik uit waar ik het seizoen ook begin.
Ik houd als richtlijn de volgende getallen aan. Ongeveer vijftig sessies met een totaal van om en nabij 350 visuren moeten resulteren in dertig tot vijfendertig gevangen karpers. Hiervan kunnen drie vissen de dertig pond overschrijden. Het vissen met vier hengels zal deze vangsten wellicht positief beïnvloeden. Wat effectief de meerwaarde is zullen we na dit seizoen pas weten.

De eerste sessie vis ik op de dag na Marians verjaardag. Ik vis gedurende 3½ uur aan de spoorbrug en zie voor het eerst een andere bivvy staan. De bewoner heeft er een complete nacht opzitten en heeft, net als ik, geen aanbeten kunnen bijschrijven in zijn logboek. De watertemperatuur bedraagt bijna zes graden evenals de luchttemperatuur. Zo eindigt deze eerste sessie van het millennium in een blank, maar het doet me hoegenaamd niets. Er zullen nog een aantal sessies aan de spoorbrug volgen waarbij ik meer succesvol zal zijn. Daar ben ik zeker van. De aanzet daartoe zal ik komende week maken door elke dag 50 tot 60 boilies te voeren en op vrijdag de 14e mijn volgende sessie te vissen.

Na inderdaad de vier voorafgaande dagen gevoerd te hebben, kom ik op vrijdag om halfacht aan de spoorbrug. Mijn verwachtingen zijn hoog gespannen want ik verwacht de nodige actie. De laatste keer dat ik hier had voorgevoerd kreeg ik vijf runs in vier uur. Ik wil ingooien als ik een boot zie aankomen dus ik besluit nog even te wachten. Als de boot gepasseerd is werp ik mijn hengels op de stek en ga in de auto een kop koffie drinken. Ik heb nog maar net de koffie in mijn mok zitten als ik een tweede boot zie naderen. Dus de hele zaak binnen vijf minuten weer binnen gedraaid en even afwachten maar weer. Eindelijk liggen om tien voor acht beide hengels op de juiste plek. Na een half uur zonder actie krijg ik al het gevoel dat het vandaag niets zal worden. Toch besluit ik om te blijven zitten tot half een omdat ik dat gepland had. Na twee uur besluit ik mijn derde hengel ook in te leggen. Ik heb tenslotte niet voor niets een vergunning voor vier hengels aangeschaft. Helaas heb ik mijn grote sportvisakte nog niet binnen terwijl de honderd gulden toch al op 28 december zijn afgeschreven. Ik heb mijn derde hengel net van twee boilies voorzien als er twee agenten uit een Golf stappen. Het zal toch niet waar zijn hé…. . Gelukkig vinden ze mijn papieren prima in orde en vervolgen ze na vijf minuten hun ronde. Rond tien uur belt Frans me op en vraagt of ik ’s avonds ook naar het botenhuis kom, omdat Alijn Danau een dia lezing komt houden. Na een bevestiging op deze vraag en een ontkenning op de vraag of ik al iets had gevangen hang ik op. Uiteindelijk pak ik op het geplande tijdstip in en ga naar huis, nog steeds denkend aan de reden waarom vandaag niets opleverde. Bij de loswal ligt een schip vol maïs. Misschien moet ik bij aanhoudende kou volgende week die stek maar eens proberen.

De avond in het botenhuis is behalve gezellig ook leerzaam. Serge heeft afgelopen seizoen zeven dertigers gevangen waarvan zes op het eveneens door mij beviste kanaaldeel. Helaas lijkt het een publiek geheim en ik verwacht dan ook een grotere drukte op deze stekken dit seizoen. Ook wordt hier nogmaals bevestigd dat het nachtvissen op de Maas verboden is. Voor mij maakt het niet zo gek veel uit omdat ik toch vaak ochtendsessies vis. Hoe Rolf en ik dit jaar onze gezamenlijke sessie moeten plannen is een uitdaging waar ik nog eens goed over na moet denken. De lezing van Alijn is goed gevuld met prachtige dia’s. Hij vertelt me ongeveer 1200 uur per jaar te vissen. Zonder twijfel is hij een zeer geslaagde visser en iemand die door de manier waarop hij bezig is met zijn hobby respect verdient. Daarbij doel ik niet zozeer op zijn resultaten als wel op de manier waarop hij het vissen beleeft en de voortrekkersrol die hij vervult in de Vereniging van Belgische Karpervissers. Dat het maar een klein manneke is die zijn vissen graag op armlengte afstand fotografeert doet niets af aan de gewichten van de door hem gevangen vissen. Hij zal in Zwolle ook een stand hebben. Om halfeen rijd ik naar huis met een kop vol karper.
Zaterdag 22 januari rijd ik om kwart over tien weer naar huis. Tevreden met mijn eerste vis van het seizoen. Net na zeven uur zat ik kant en klaar aan het water, drie stokken op de gekende stekken. Twee aan de overzijde tegen de palen en een onder de eigen kant richting de spoorbrug. Ik heb gelukkig droog kunnen opbouwen. Dat is maar goed ook want het KNMI voorspelt regen, hagel, onweer en harde windstoten. Na een half uur begint de ellende. De auto is geheel beslagen door mijn aanwezigheid en enkele bakken koffie. Eigenlijk gebeurt er niet veel op wat windstoten na die voor een incidentele piep zorgen. Om vijf over halftien krijg ik een ruk op mijn linker hengel gevolgd door een zakker. Ik sla aan op een vis die niet al te hard vecht, maar toch goed aanvoelt vanwege zijn gewicht. Hij ligt binnen drie minuten op de kant. Ik schat hem op tien kilo. Mijn unster bevestigt even later mijn schatting. Exact tien kilo. Met zijn lengte van 80 centimeter een goed begin van het seizoen. In de miezerige regen maak ik foto’s en pak voldaan in. De eerste vis, drie maanden eerder dan vorig jaar. Laat de rest maar komen.

Het is de afgelopen dagen erg koud geweest. Met name ’s nachts liep de temperatuur terug tot –8, terwijl overdag een waterig zonnetje de temperatuur liet oplopen tot een graad of 4. Dat bleek overigens ook wel uit de watertemperatuur die slechts 3½ graad bedroeg. Gelukkig komt er een mooie depressie aan die weliswaar veel nattigheid, maar ook prettiger temperaturen met zich meebrengt. Er was vandaag (woensdag 26 januari) relatief veel scheepvaart, maar ook die kon de vis niet activeren. Mogelijk geeft komende zaterdag een ander beeld te zien. Ik heb het restant van mijn boilies, zo’n 300 gram, gevoerd bij de palen. Dat betekent overigens ook dat ik opnieuw moet gaan draaien, want de diepvries is leeg.

De voorspelde depressie is inderdaad gekomen. Een schitterende temperatuur van 7 graden ’s ochtends om 6 uur is het gevolg. Helaas is de weersomslag enkele dagen te laat want de watertemperatuur is nog steeds drieënhalve graad. Ik besluit natgeregend en weggewaaid na 3½ uur de sessie te beëindigen. Helaas wederom visloos maar met een goed gevoel over de komende tijd. De depressie zal naar verwachting in ieder geval deze week aanhouden en dus moet de watertemperatuur en de daarmee samenhangende activiteit van vriend Cyprinus een stijgende lijn gaan vertonen, tenminste dat denk ik!

Een dag later, op zondag, rijd ik samen met Mathijs naar het kanaaldeel van de stiekeme stek. Ik heb het plan opgevat om met een matchhengel een paar honderd meter uit te peilen op hengellengte afstand van de kant met als doel het vinden van enkele diepere plekken. Die diepere plekken moeten garanderen dat, tijdens een voercampagne, mijn voer beter blijft liggen wanneer er een schip passeert. Ik heb geluk want ik vind twee kuilen ongeveer honderd meter uit elkaar die beiden zo’n 40 tot 50 centimeter dieper zijn dan de rest van de oeverzone. Het eerste gat is ongeveer drie meter lang terwijl het tweede gat, dat gunstiger ligt ten opzichte van de stiekeme stek, half zo groot is. Na anderhalf uur rijden we wederom voldaan naar huis. Mathijs is teleurgesteld dat er geen visjes aan zijn vlok terecht waren gekomen en sprak daar thuis nog over. Zou ik dan toch één zoon hebben die van vissen houdt? We’ll see!

Ken je dat gevoel? Dat je van huis gaat met de gedachte: ”vandaag ga ik vangen”? Op zaterdag vijf februari vertrek ik met dat gevoel richting de spoorbrug. Ik heb drie dagen licht voorgevoerd, de temperatuur is de afgelopen week constant tussen de zeven en elf graden geweest waardoor de watertemperatuur van 3½ naar zes graden is opgelopen en de barometer is gestegen van nauwelijks 1000 naar 1031 Hectopascal. De condities zijn ideaal. Tijdens de rit in de auto vraag ik mezelf af of het niet slimmer is om met twee hengels te beginnen alvorens ik mijn derde ingooi omdat de aanbeten wel eens snel zouden kunnen komen. Ik besluit toch maar meteen drie hengels in te zetten.
Na drie uur is pijnlijk duidelijk dat er zich geen vis op de stek ophoudt en ik besluit te verkassen naar de meelfabriek. Daar hebben de laatste dagen nogal wat schepen graan gelost en het is heel goed mogelijk dat daarbij wat graan in het water terechtgekomen is. Ook die gedachte is weliswaar goed overdacht en misschien niet eens onterecht, maar levert ook geen vis op. Ik pak in en ga. Ik snap nog steeds niet waarom die vis vandaag niets deed. Volgende week is de beurs in Zwolle. De week erna moet ik vis vangen.

Het weekend in Zwolle was weer een leuke aangelegenheid. Samen met Rolf en Hans kom ik rond de klok van twaalven aan bij de IJsselhallen. Mick vindt eigenlijk dat we een paar uur eerder daar hadden moeten zijn, maar het is mijn ervaring dat we meestal rond de klok van vieren klaar zijn met het opbouwen van de stand en dat we dan meestal nog drie uur uit onze respectievelijke neuzen lopen te eten totdat we richting hotel gaan. Na een half uurtje verschijnen ook Cees Ouwendijk en Ferry de Vries en de stand staat zelfs een half uur eerder dan ik verwachtte. We lopen wat rond kijken naar de verschillende stands en zien hordes bekenden. De beurs zelf is wederom een succes. Het bezoekersaantal ligt hoger dan vorig jaar en de meeste reacties zijn erg positief. Ook in onze stand is het erg druk en we hebben onze handen twee dagen meer dan vol. Eddy en Lorenzo trekken met hun foto’s een aardig aantal bezoekers. Helaas gebeurt het dit jaar voor het eerst dat er spullen van de stand worden gejat. Twee beetmelders zijn van de opgestelde rodpods afgedraaid tijdens de verloting. Als ik zondagavond samen met Rolf in de trein zit, kan ik in ieder geval terugkijken op een geslaagd weekend. Ik heb vier nieuwe piepers en tien kilo boilies in mijn tas zitten samen met nog wat klein materiaal. Mijn stem ben ik al twee dagen kwijt (oorzaak kou, veel roken en misschien een beetje bier), en de molen die ik wilde kopen moet ik binnenkort maar even bij Michel ophalen want de verkoop ging gewoon door. Volgende week gewoon weer lekker vissen.

Als ik het weekend na de beurs op het kanaal kom, ben ik haast overtuigd van actie. Het weer zit mee. Af en toe een bui, af en toe een windvlaag en af en toe zon. Ik vis voor het eerst met vier hengels en dat bevalt me prima. Om een fractie voor halfvier kromt de top van mijn linker hengel zich een keer en buigt terug. Dit is inmiddels een bekend fenomeen, want zo gaan negenennegentig van de honderd aanbeten op deze locatie. Voordat de vis de top een tweede keer kan doen krommen heb ik reeds aangeslagen en houd ik de spoel met een hand compleet dicht. Pas als de vis bij de dukdalven is afgezwaaid mag hij wat lijn nemen. De vis voelt goed maar ziet er tijdens de dril toch niet echt groot uit. Als ik hem na een minuut of vijf op de kant heb zit het met zijn lengte wel goed, maar hij is niet echt vet. Acht kilo en vijfhonderd gram verdeeld over negenenzeventig centimeter schubbenkleed. De vis gaat terug en zwemt met twee felle slagen van de onthaakmat af. De rest van de middag gebeurt er niets meer maar ik ben tevreden met de actie die ik gehad heb. Volgende week zien we wel weer verder.

Het is vrijdag en officieel heb ik wachtdienst. Normaal gesproken is dat een dag dat ik niet kan vissen, maar een collega neemt vandaag de honneurs waar. Ik kan pas vanaf goed acht uur beginnen, geen probleem. Als ik aankom passeert de eerste van zeven boten. Vijf over negen, inmiddels zijn er drie binnenvaartschippers gepasseerd, schokt de top van mijn rechter hengel en sla ik aan. De vis voelt niet al te zwaar en schiet helaas na vijf seconden los. Als ik de onderlijn inspecteer zie ik waarom. De haakpunt is licht uitgebogen en heeft waarschijnlijk te weinig vlees gepakt bij de aanslag. Ik vervang mijn eerste onderlijn, een ritueel dat zich vandaag nog driemaal zal herhalen. Als ik uiteindelijk na vijf uur vissen inpak is er verder geen actie meer geweest, op de aandacht van Serge en Ivo na die onderweg waren naar hun werk. Toch weer actie gehad zonder voor te voeren en ook de watertemperatuur loopt stilletjes naar de zeven graden. Mogelijk moet ik toch weer eens beginnen met voeren.
Na enkele blanks, waaronder een nachtsessie met Rolf aan de Ellbrug, ga ik op vrijdag 24 maart weer eens naar de Maas. Het is enkele dagen schitterend weer geweest en ik hoop dat de karper zich langzaam in de richting van het ondiepe paaigat beweegt. Daar moet volgens mij de temperatuur wat sneller oplopen en de karper tot azen aanzetten. De watertemperatuur liegt er niet om. Elf graden valt me minimaal een graad mee. De karper is desondanks nog niet in grote getale aanwezig. Op een draaiend karpertje na, zo’n twee meter uit de kant terwijl mijn dichtstbijzijnde hengel ongeveer twintig meter uit ligt, laten ze zich niet zien laat staan vangen. Ik besluit om elf uur om in te pakken en nog een goed uur te pakken aan de andere zijde van de spoorbrug. Ook daar gaat de tijd in ledigheid voorbij totdat ik ook daar besluit om te gaan opruimen. Op datzelfde moment, het is inmiddels vijf over een, trekt mijn rechter hengel ongelooflijk krom en begint de baitrunner te lopen. Ik weet de vis gelukkig nog voor de palen te houden maar als hij naar de overzijde zwenkt, waar ook de nodige palen in het water staan, moet ik de druk nog verder opvoeren. Helaas schiet bij deze actie de haak los. Ik weet bijna zeker dat ik een grote vis verspeeld heb. De vis gaf het massieve gevoel van in ieder geval een twintiger. Oorzaak een uitgebogen haakpunt, het lijkt haast gewoonte te worden. Over de volgende dag kan ik heel kort zijn. Geen boten, geen vis. Deze week eens proberen om de zaak aan te voeren en dan volgend weekend nog maar eens een kansje wagen.

Op donderdag 6 april ga ik ’s ochtends vissen. Ik moet krabben want het heeft drie graden gevroren. Toch belooft het een mooie heldere dag te worden. Ik rijd naar de Maas waar ik hoop succes te hebben bij het paaigat. Ik besluit gewoon in het weiland te gaan zitten waar Rolf en ik vorig jaar een bekeuring hebben gekregen. Omdat het mooi weer is met wind in de rug zal ik geen paraplu op hoeven zetten, dus val ik ook niet op. Na ongeveer een half uur schokt de top van mijn middelste hengel een aantal keer. De lijn valt slap, loopt strak, valt weer slap en dit gaat zo enige tijd door. Ik denk dat het een winde of een brasem betreft. Als de baitrunner na een tijdje toch lijn begint af te geven sla ik aan. Mis. De rest van de ochtend gebeurt er niets meer. Dat is niet erg want ik zit tegelijkertijd te studeren. Vanavond tentamen, hopelijk voorlopig voor het laatst.

Het tentamen liep duidelijk niet zoals ik gehoopt had en mijn wachtdienst weerhoudt me ervan om te gaan vissen. Dat is erg jammer want het weer is prima en tegen de tijd dat mijn wachtdienst erop zit lijkt het weer slechter te worden. Ik heb besloten om een week vrij te nemen en dan elke ochtend naar de Maas te rijden. Van 15 tot en met 24 april neem ik tien dagen vrij. Hopelijk bevinden de karpers zich dan reeds in de paaisector die ik tot mijn stek wil bombarderen. Daarnaast zou ik eventueel in de buurt van Johan z’n oude stek een paar dagen kunnen voeren omdat de vis ook daar in het voorjaar goed te vangen moet zijn. We zullen wel zien. Komende week probeer ik elke dag een stukje te schrijven.

Maandag 17 april. Het is de week voor Pasen. Ik was vannacht steeds wakker. Het wilde maar geen ochtend worden en uiteindelijk stapte ik een half uur voordat de wekker af zou lopen uit bed. De auto stond al klaar op de oprit evenals de koffie op de aanrecht. Alleen nog even aankleden en weg ben ik. Het regent tijdens de rit naar de Maas, maar als ik daar aankom houdt het zo’n beetje op. Ik besluit vanwege de weersvoorspelling om op de punt te gaan zitten. Met paraplu val ik teveel op in het weiland en in nog een bekeuring van zestig gulden heb ik geen zin. De weerprofeten krijgen gelijk. Af en toe komt de regen met bakken uit de lucht en op andere momenten schijnt de zon uitbundig. De watertemperatuur bedraagt een hele redelijke twaalf graden. Op enkele springende witvisjes en draaiende brasems in de stroom is er geen teken van karper te bespeuren. Na vierenhalf uur pak ik in. Ik voer ongeveer een vijftigtal boilies voordat ik naar de auto loop. Ook in het paaigat is niets te zien. Morgen ga ik in het weiland zitten.
Dinsdag. Ik was nog tien minuten eerder dan gisteren op de stek. Het beloofde mooie weer lijkt het met wat sluierbewolking af te laten weten. Er gebeurt verrekte weinig, hoewel er wat meer actie is van witvis. Rond een uur of acht draait er een karper vlak voor mijn voeten. Hij is niet echt groot. Aan het bellenspoor te zien zwemt hij richting mijn rechter hengel die nog zo’n dertig meter verder ligt. Om goed negen uur besluit ik een andere stek op te zoeken en verkas naar de paardenwei, waar de Helmonder vorig jaar twee dertigers pakte in een sessie. Ook die stek levert meer wind op dan vis. Na een totaal van vier uur effectieve vistijd pak ik in. Waar zal ik morgen eens heenrijden. Het is duidelijk dat de rivierkarper nog niet echt los is.

Ik heb besloten om naar de stiekeme stek te rijden. Een kwartiertje later dan de twee voorgaande dagen rijd ik weg. Ik heb tijgernoten meegenomen omdat ik vorig jaar die grote graskarper zag zwemmen en mijn Combination mix boilies die op het kanaal al eerder hun vangkracht bewezen hebben. Om zeven uur liggen mijn hengels te water. Een goed uur verstrijkt en tot nu toe heb ik nog geen teken van karper kunnen bespeuren. Dat is in de hete tijd van vorig jaar wel eens anders geweest. Witvis speelt volop aan de oppervlakte. Plotseling zie ik een wel erg grote kolk in de buurt van mijn linker hengel zonder dat ik een geluid heb gehoord. Dat zou wel eens karper geweest kunnen zijn. Om halfnegen is het zover de top van mijn rechter hengel maakt bewegingen als Elvis Presley in zijn beste jaren en er komt muziek uit mijn beetverklikker. Ik sla aan en een spannende dril volgt. Niet zozeer omdat de vis in de buurt komt van de obstakels maar omdat ik de laatste twee runs last heb gehad van losschieters. Deze keer gaat alles goed en een mooie spiegel die, naar het zich laat aanzien, ver in de twintig pond is verdwijnt in mijn hongerige landingsnet. Bij het optillen gaat dat gepaard met nogal wat gekreun en ik vermoed dat het wel eens een dertiger kan zijn. Als ik de lengte meet op vijfentachtig centimeter weet ik het zeker. Mijn unster stelt me even later in het gelijk. Precies eenendertig pond.

Ik vraag me af of het Dixi is, maar verwerp deze gedachte bijna meteen doordat deze vis een staartwortel heeft die volledig bezet is met grote schubben. Het is een vis als een blok graniet met een vrij donkere rug tegen een lichte haast roomwitte buik. Ik geef hem de naam: “fully scaled tail”. Ik stuur sms berichten aan Mick en Rolf en vis door. Om halfelf pak ik in. Er is inmiddels een boot vlak bij mijn stek komen liggen en ik wil graag foto’s maken. Dat is nog een hele klus want ik zoek naar een achtergrond die ‘neutraal’ van karakter is, dus zonder opvallende kenmerken. Elke struik lijkt hier wel uniek te zijn maar ik vind een braambosje dat aan de gestelde eis voldoet. Na zeven foto’s mag de vis terug. Hij lijkt absoluut niet geleden te hebben van het verblijf in de bewaarzak want hij zwemt snel naar diepere oorden. Morgen weer naar deze schitterende stiekeme stek.

De donderdag kenmerkt zich door verkassen. Ik start op de stiekeme stek waar ik de eerste twee uur doorbreng. Er ligt een schip en ik ben bang dat het laden gepaard zal gaan met lawaai en dat zal gevolgen hebben op de mogelijke actie. Ik houd het niet meer uit en rijd naar de spoorbrug. Daar zitten op het gras al twee Belgen met een tentje en vier hengels, dus ga ik aan de andere kant zitten. Het valt me op dat deze vissers nogal wat voeren. Na elk schip dat passeert voeren ze enkele handen boilies bij. Ook vlak voordat ze gaan inpakken doen ze dat nog. Ik denk dat er een grote hoeveelheid boilies ligt en ik besluit nogmaals in te pakken en naar de sluis te rijden. Misschien dat het stromende water de vissen daar aanzet tot meer actie. Helaas, ook daar doet de vis niks. Na in totaal vijf uur gevist te hebben ga ik huiswaarts. Tot morgen. Waar zal ik dan weer eens heenrijden. Ik laat het afhangen van het weer, denk ik.

Vrijdag ga ik wederom om zes uur de deur uit. De laatste keer van vijf opeenvolgende sessies. Ik rijd naar het paaigat omdat de laatste dagen het weer dusdanig mooi is geweest dat de karper nu misschien wel in de buurt zit. Om zeven uur liggen drie hengels gereed op de steuntjes en geniet ik van de ontwakende natuur met een kopje koffie en een sigaretje. Tot twee keer toe krijg ik een aantal piepen op mijn linker hengel maar ik vermoed brasem of winde verantwoordelijk. Het wordt weer een visloze sessie zodat deze Goede vrijdag niet zo goed is. Voor mij was afgelopen week Goede woensdag, de beste visdag.

Op tweede Paasdag ga ik voor een korte sessie naar de stiekeme stek. Ondanks de zondagse omstandigheden heb ik vrij veel vertrouwen in een aanbeet. Ik voel me net de Paashaas als ik bij elke hengel een aantal ‘eitjes’ bijvoer. Al na korte tijd krijg ik een aantal tikken op beide toppen van mijn hengels. Vermoedelijk is brasem de veroorzaker van deze actie, maar het doet mijn hoop nog verder stijgen. Rond halfnegen springt er een beer van een vis helemaal achter in de bak. Mooi, er zit dus in ieder geval vis en hij heeft nog ruim een uur om dichterbij te komen. Om tien voor halftien springt de vis weer, tot tweemaal toe, maar voordat ik een glimp van hem kan opvangen is de show weer over. Hij zit wel dichterbij. Nog veertig meter te gaan of zo. Ik besluit uit mijn dekking te komen om de volgende sprong van de vis te kunnen gadeslaan. Op hetzelfde moment gaat mijn linker hengel, beaasd met een pop-up ervandoor. Ik sla aan en zie de vis direct vlak onder de waterspiegel draaien. Hij lijkt niet groot, maar ik heb in ieder geval een aanbeet op zondag. Tien minuten later glijden 71 centimeter schubben terug in het water. Zes kilo. Vijf minuten later gaat de rechter hengel ervandoor. Deze voelt veel beter. Ik zie, als de vis draait, dat het nu een spiegel betreft van beter kaliber. Ondertussen gaat mijn telefoon, maar ik ben te vaak door schade en schande wijs geworden om hem op te nemen tijdens de dril. Met mijn nieuwe hengel dril ik de vis rustig uit en ook deze komt in het landingsnet terecht.

Het is een schitterende vis die met 19½ pond net wat gewicht tekort komt, maar hij maakt dat ruimschoots goed met zijn uiterlijk. Het is een rijen waarvan ik vier foto’s maak alvorens hem terug te zetten. Als ik daarna mijn telefoon bekijk zie ik dat Marian gebeld heeft. Ik bel haar terug en vertel dat ik er twee heb en dat ik ga inpakken. Enerzijds weet ik haast zeker dat er nog meer in het verschiet lag, en anderzijds is het de meest slimme optie. Ik wil zeker niet dat mensen mij hier zien zitten en daarnaast kan teveel gretigheid ook leiden tot stekdressuur. Voorlopig wil ik daar niets van weten. Er ligt nog een schat aan mogelijke vangsten op deze stek en dat wil ik zo houden ook.

Op de dag dat dit jaar Koninginnedag wordt gevierd, 29 april, ben ik al vrij vroeg aan het water. De weerprofeten hebben een zonnige dag voorspeld maar vooralsnog ziet het er heel anders uit. Het is grauw en grijs en de kans op regen lijkt groter dan de kans op zon. Het duurt tot een uur of acht voordat ik de eerste karper activiteit kan waarnemen. Bij mijn eerste penstek draait een vis en enkele seconden later nog een andere op de plaats waar vorige keer die grote sprong. Toch moet ik helaas na drie uur zonder aanbeet gaan inpakken. Ik ga namelijk samen met de kinderen de jaarlijkse spelletjesochtend bezoeken. Een dag later ben ik weer present. Om vijf voor, en vijf over halfacht draaien er twee vissen op ongeveer dezelfde plekken. Verder gebeurt er weinig. Om tien over halftien krijg ik enkele tikken op mijn linker hengel die met een pop-up in het midden ligt. Direct daarna valt de lijn slap en meer dan drie piepen uit mijn elektronica heb ik niet gehoord. Bij het aanslaan sla ik in het luchtledige en alleen een gigantisch bellenplakkaat is het drijvende bewijs dat een karper in ieder geval ernstig geschrokken is bij mijn montage. Hij heeft in ieder geval de haak nooit echt goed gevoeld anders was hij wel blijven hangen. Die komt een andere keer nog wel terug. Tot zover het relaas van dit weekend. Het duurt dus ook nog wel even alvorens ik mijn fotorolletje kan laten ontwikkelen, terwijl ik toch heel benieuwd ben naar het resultaat met de zelfontspanner.

Samen met Rolf vis ik van 5 op 6 mei een nachtsessie op de stiekeme stek. Het wordt een hachelijke onderneming want tijdens het voorbijrijden zie ik iemand aan het kanaal zitten. Toch wil ik ongezien op mijn stek komen dus zoeken we een alternatieve route. Het kost ons het nodige kruip en klimwerk om uiteindelijk op de stek terecht te komen, maar daarna zitten we prima uit het zicht. Het is zelfs mogelijk om twee stretchers te gebruiken. Op een drietal kolken na is er ’s avonds niet veel te zien. Om kwart over tien hebben we allebei honger.
Rolf heeft het namelijk voor elkaar gekregen om zijn thermosfles met heet water helemaal leeg te laten lopen op de achterbank van mijn auto en de meegebrachte soep en noedels kunnen dus weer mee naar huis. Gelukkig maakt hij het goed door te zeggen dat hij trakteert op friet en dat ik het mag gaan halen omdat de eerste aanbeet toch voor hem is. De lul, maar ja, afspraak is afspraak. Om kwart voor elf ben ik terug met twee grote patat satésaus en twee hamburgers. Het grappige was dat deze friettent werd gerund door twee chinezen en dat was te proeven ook aan de hamburgers. Gelukkig was er nog bier om de restanten weg te spoelen. Tijdens het eten vermaken we ons met een muisje die steeds een hondenbrokje komt halen en weer wegrent naar zijn schuilplaats. Rond twaalf uur klappen we de stretchers helemaal uit en knappen een uiltje tot de volgende ochtend kwart voor zes. Enigszins ontgoocheld dat de nacht zonder actie voorbijgegaan is ben ik overtuigd van een aanbeet in de ochtenduren. Om een lang verhaal kort te maken, ook die aanbeet kwam niet! Toch heb ik lekker gevist en ben nu overtuigd dat het hier echt een dagstek betreft en dat in de nacht het kanaal en de vaargeul worden opgezocht door vriend Cyprinus. De aanhouder wint, en I’ll be back.

Weer een dag later ga ik samen met Mathijs, die me de laatste tijd de oren van het hoofd zeurt om te gaan vissen, naar een klein riviertje in Valkenswaard. Zoals bij de meeste jongens van vijf jaar verwacht ik dat hij het wel snel beu zal zijn. Enkele jaren geleden heb ik iemand hier een hele bende snoekvisjes zien vangen dus er is in ieder geval kans op wat actie, misschien kan dat zijn aandacht wat vasthouden. Na ongeveer een kwartier gevist te hebben zonder enige aanbeet besluit ik even naar het bruggetje te lopen om te zien of daar misschien wat vis zit en ik laat het joch ondertussen wat aanmodderen met zijn hengel. Plotseling klinkt er een zenuwachtig jaaaa… en spartelt er een klein voorntje in de lucht. Verdomme, hij had hem helemaal alleen gevangen, knap hoor. In de emmer met deksel mag het visje verder zwemmen want natuurlijk moet de vangst mee naar huis om in een grote teil in de tuin gezet te worden. Na een klein uurtje hebben we er acht gevangen. Hij vijf en ik drie. De 3 grootste hebben we teruggegooid want het verruilen van dit riviertje voor een weliswaar flinke teil wilde ik ze niet aandoen. Mathijs ving de grootste. Een rietvoorn met schitterende rode vinnen en een mooie gouden kleur van zeker 25 centimeter. Het mooist van alles was dat ik een of twee karpertjes heb zien zwemmen van de categorie die straks mijn vijver moeten gaan bevolken. Een knap veertig centimeter grote spiegel. Hier kom ik nog eens terug tegen de tijd dat mijn vijver klaar is.

Op vrijdag, de 19e dag van de maand mei, rijd ik weer eens naar het paaigat aan de Maas. Als ik daar bijna ben aangekomen besluit ik tijdens het rijden alvast mijn trui aan te trekken. Met mijn nog half slaperige kop lukt het me om eerst mijn rechter en daarna mijn linkermouw aan te trekken. Ook het hoofd kan relatief snel het juiste gat vinden maar het geheel zit niet echt lekker. De onderzijde van mijn trui blijft ongeveer ter hoogte van mijn tepels steken. Ah… eerst de veiligheidsriem losmaken en het geheel nog eens herhalen, en kijk… nu past het wel! Aan het water aangekomen zie ik aan de overzijde een bivvy staan. Hoezo nachtvissen verboden? Het brommertje dat ernaast staat doet me denken aan Herman Coenen, en deze blijkt het dan ook te zijn. Na drie uur ruim ik op. Er is geen vertrouwen en de vis lijkt totaal afwezig te zijn. Ook bij Herman zag ik noch actie, noch bewaarzakken. Ik had al half en half in mijn hoofd gepland om naar de stiekeme stek te rijden en dat doe ik dus ook. Ook hier is het niet veel. Bij aankomst liggen er al twee boten op de stek waarvan er een na een half uur met veel kabaal vertrekt. Het lijkt wat rustiger te worden maar helaas wordt na een uur de eerder vrijgekomen ligplaats bezet door een volgend schip dat wederom met veel kolken en draaien, motorgeronk en wervelingen het kanaalwater tot vele meters verder verandert in een schuimbad. Dag stek. Tweeënhalf uur later pak ik ook hier onverrichter zake in en ga naar huis. Het schijnt weer een moeilijke periode te zijn. Misschien zondag?

Ook op zondag is het helemaal niks. Als ik aan kom rijden zie ik dat er zelfs drie schepen in de haven liggen terwijl ik het plan had opgevat om onder het hek door te kruipen. Dat zal dan moeten wachten tot de volgende keer. Waarschijnlijk wordt dat donderdag over anderhalve week omdat ik het komende weekend wachtdienst heb. Ze komen er nog wel uit, zeker weten.

Ik ben nog twee keer daar geweest. De eerste keer kruip ik onder het hek door maar ga halverwege weer terug. Ik voel me niet prettig achter het hek. Misschien zitten er wel camera’s of zo en de bordjes “verboden toegang” spreken boekdelen. Ik ga maar weer op mijn eigen plekje zitten. Op enkele aanbeten van witvis na krijg ik geen actie en er springt ook geen enkele vis. Ik heb eveneens “The method” weer eens uitgeprobeerd, maar ook dit biedt geen soelaas. De tweede keer zit ik alweer een tijdje op mijn plek als ik achterin weer enkele keren vis zie springen. Hij lijkt groot. Ik besluit om toch maar onder het hek door te gaan en een hengel achterin aan te bieden. De actie slaagt hoewel aanbeten uitblijven. Volgende keer weer zo maar dan met enkele aanpassingen. Ik moet mijn lijn van de bodem af zien te houden en dat gaat alleen als ik een drijvend voorwerp in de lijn hang. Ik had deze keer gebruik gemaakt van een stuk isolatiemateriaal voor verwarmingsbuizen maar dat kan ook wel wat professioneler. Volgende keer leg ik weer een stok achterin en zo vis ik inmiddels met drie hengels op een stek waar ik begonnen ben met eentje.

Op de dag dat Nederland zijn eerste groepswedstrijd speelt tijdens het EK zit ik om zes uur ’s ochtends in de bak. Een hengel ligt achterin waar gedurende de ochtend een keer of zes, zeven een vis uit het water komt. Hij heeft geen honger of er is voldoende natuurlijk voedsel aanwezig. De ochtend verstrijkt zoals de andere afgelopen sessies. Geen vis op de kant dus. Toch is de sessie niet helemaal vruchteloos voorbijgegaan. Een kwartier voordat ik ga inpakken komen er een aantal vissen voorbij gezwommen aan de oppervlakte. In totaal zeven vissen waaronder een mooie grote schub, een iets kleinere spiegel die volgens mij ook nog wel over de 25 pond gaat, en een vijftal kleinere tussen de twintig en tien pond. Helaas hebben ze meer oog voor het mooie weer dan voor mijn aas. Volgende keer beter. Gelukkig heeft oranje ’s avonds meer geluk. Met een schwalbe van Ronald de Boer krijgen we van scheidsrechter Collina een cadeautje in de vorm van een strafschop. Broer Frank benut de kans en dus zijn de eerste drie punten binnen. Ook dit was niet echt een overtuigend optreden.

Vrijdag de 16e, de tweede speeldag van oranje, heb ik een WTV dag. Ik slaap een half uur door mijn wekker heen en het kost nogal wat tijd om weg te komen. Het water is dood. De vis die normaal altijd achterin springt laat zich vandaag niet zien. Ik bevis de stek achterin met tijgernoten en de twee hengels die dichterbij liggen zijn beaasd met verse Combination Mix boilies die ik gisterenavond gedraaid heb. Ook nu verschijnen er om kwart voor twaalf vier vissen die ik herken als het kwartet van de vorige week. De grote schub is bijna zeker een dertiger hoewel gewichten schatten van zwemmende vissen moeilijk blijft. Ik blijf, om geluk af te dwingen, een kwartier langer zitten en kom dus ook een kwartier te laat thuis. Marian over de rooie en ik nog steeds zonder vis. Dinsdag volgt de herkansing.

Ik heb besloten om in de tussentijd wat te voeren. Zowel zaterdag als Vaderdag rijd ik rond het middaguur naar het kanaal om een kleine honderd knikkers in het water te werpen alsmede een blik op te kunnen vangen van de vier. Op beide dagen ligt er slechts een vis aan de overzijde maar die ziet er dan ook goed uit. Ik maak foto’s met mijn verrekijker voor de lens en hoop dat ze lukken. Achterin zie ik continu wervelingen in het water maar ik besluit om aan mijn eigen kant van het hek te blijven. Liever geen vis gezien dan zelf in het ootje lopen. Als ik dinsdag ga vissen zie ik wel weer verder, tenminste als ladende schepen geen roet in het eten gooien en de mogelijkheid tot het bevissen van mijn stek verstieren.

Als ik op dinsdag aan het water kom, het is pas kwart voor zes, zie ik dat er een schip ligt. Ik twijfel, zal ik alleen vooraan vissen of gooi ik toch een stok achterin. De mogelijkheid dat er een hond aan boord is lijkt me meer dan aanwezig maar om zes uur ligt de eerste rig te water, achterin de bak. De overige twee stokken zijn daarna ‘a piece of cake’ en ik geniet van mijn eerste sigaret begeleid door een bak redelijk sterke koffie. Dat had ik nodig om wakker te worden. Om halfacht gaat de middelste stok er tussenuit. Ik weet de vis vrij eenvoudig te landen. Hij is niet groot, slechts 66 centimeter en elf pond. Toch is het de eerste vis na tien keer blanken en dus meer dan welkom. Verder gebeurt er deze sessie niets meer. Rond elf uur zie ik weer wat karper aan de oppervlakte. De grote spiegel uit het groepje van vier samen met een kleinere schub. Ook de grote schub zie ik om halfeen nog even maar zoals verwacht pakt hij niets. Ze beginnen weer de bak in te komen en dat is het belangrijkst. Nu nog vangen.

Op vakantie in Frankrijk vis ik in totaal 35½ uur en weet slechts drie kopvoorns te vangen. De eerste plaats waar ik vis is het Grand Etang de la Clayette. Ik heb namelijk een dag of wat eerder een aantal gigantische vissen zien zwemmen in de aangelegen kasteelgracht waar het natuurlijk verboden te vissen is. De grootste vissen schat ik hoog in de dertig en een vis is volgens mij zelfs zwaarder dan veertig pond. Later wanneer ik controle krijg blijkt dat te kloppen. De man vertelt mij dat de grootste vis zelfs meer weegt dan 25 kilo en de andere drie grote vissen zijn veertigers. De overige sessies vis ik op een meer belovend water namelijk de Saone. De eerste avond vis ik gedurende vier uur op de bonnefooi. Ik wil kijken of er vissen springen en dan op die plekken een voerstek aanleggen. Wanneer dat uitblijft besluit ik om voor de caravan te blijven vissen. Het water staat op zeven meter afstand van mijn deur en ik heb dus een ideale plek op deze camping in Uchizy. Ik voer vijf kilo maïs en een kilo boilies eroverheen maar succes blijft uit. Volgens de locals moet ik bij de brug gaan vissen omdat dat meer kansen biedt op karper maar ook daar kan ik geen aanbeet krijgen. Wanneer twee Duitsers die mijn stek hebben overgenomen ’s avonds wel vier karpers, en de nodige kopvoorns, weten te landen met gewichten tussen de 16 en 22 pond, probeer ik het de laatste avond ook nog maar eens voor de caravan. Helaas slaat het weer helemaal om, het onweert, en op twee kopvoorns na loopt ook dit Franse avontuur af als een verhaal zonder karper.
Ook wanneer ik weer in Nederland ben wil het, in tegenstelling tot vorig jaar, niet echt vlotten. Ik vis een nacht met Rolf op de Rijn bij Heteren en dat is wel gezellig maar levert geen vis op. Tenminste geen karper. Rolf vangt wel een grote roofblei aan een stuk vis.

Op 18 augustus ga ik eindelijk weer eens een keer op mijn oude vertrouwde stiekeme stek. Er is sinds de laatste keer vissen met Rolf nogal wat aan de hand geweest. Ik ben sinds de verjaardag van Chiel (inmiddels al bijna twee weken geleden) gestopt met roken. Ik heb een week wachtdienst gedaan en mijn carrière lijkt een andere wending aan te gaan nemen hoewel die zekerheid pas over een week komt. Op de heenweg naar mijn stek voer ik ongeveer een kilo partikels op de paaltjesstek. Hier willen de karpers nog wel eens liggen zonnen als het rustig is met de scheepvaart. De bak kan mij 3½ uur doen hopen op een aanbeet maar daarna pak ik in. Als ik de auto in het parkeerhaventje heb staan besluit ik eerst even te kijken of ik vis zie alvorens ik met mijn spullen die kant op ga. Ik sluip tot aan het riet en klim uiterst behoedzaam met een been over de vangrail. Het andere been volgt. Halverwege die actie verstijf ik omdat vlak voor mijn voeten een grote spiegel, ik schat hem op vijfentwintig pond, rustig boven de bodem zweeft. Heel langzaam zwemt hij naar links uit zicht. Oké, denk ik bij mezelf, deze is groot genoeg en misschien zitten er nog wel meer. Ik haal mijn penhengel, mijn net en de emmer met partikels uit de auto samen met mijn onthaakmat en een bakje boilies. Een dobbelsteentje (goede tip Luc) gaat aan de hair en compleet 'vis klaar' sluip ik weer naar de waterkant. Als ik me verberg tussen het riet is er geen vis meer te bekennen.

Na een zonnig half uurtje, het zweet gutst in mijn ogen, zie ik plotseling een schaduw op de bodem vlak onder mijn pen. Mijn hartslag gaat sprongsgewijs omhoog en ik ben blij dat ik niet meer rook omdat dat met penvissen altijd lastig is. Er gebeurt namelijk altijd wat wanneer je je hengel hebt neergelegd. Tegelijkertijd smacht ik naar een sigaret om mijn zenuwen wat te kalmeren. De vis draait weg. Zeker tien minuten speur ik, zonder te bewegen, de omgeving onder water af zonder een glimp van hem op te vangen. Als ik hem weer zie weet ik zeker dat het een andere vis is dan die dikke spiegel die ik in eerste instantie zag. Hij lijkt korter en is in ieder geval minder breed. Weer draait de vis weg en toucheert daarbij mijn lijn. Weer maakt mijn hart een sprongetje. Als ik even later drie of vier karpers in de buurt van mijn pen zie weet ik dat het staat te gebeuren. Het zweet staat inmiddels in mijn bilnaad en het adrenalinegehalte is gestegen tot een niveau dat ik alleen ken van vergelijkbare situaties bij het vissen op zicht. Mijn pennetje schokt een paar keer en de antenne zakt twee, drie millimeter. Hij komt weer iets omhoog en zakt weer wat. Zwemmen ze nou tegen de lijn of is het toch een aanbeet. Aanslaan, flitst het door mijn hoofd, wanneer mijn instinct zegt dat een vis het aas genomen heeft en langzaam het pennetje meetrekt. De hengel 2,75 Lbs buigt direct tot aan het handvat en de slip die ik vanwege de korte afstand losser had gezet (ik haakte de vis op hooguit twee meter uit de kant) giert het uit. Vanuit mijn ooghoek zie ik twee vissen naar rechts wegzwemmen. Vrij rustig eigenlijk. Dat is iets anders dan ik van deze vis kan zeggen want hij, of zij, heeft er zin in. De grote gelige schaduw die ik even later op half water zie brengt een glimp van herkenning met zich mee. Het is de grote spiegel. Met 82 centimeter en slechts enkele schubben lijkt hij het te brengen tot 12,3 kilo. Later blijkt dat de naald van mijn unster niet geheel op ‘0’ stond en dat ik er nog twee ons bij mag tellen. Hoezo, goed geschat op 25 pond? De vis is bijna een leder en heeft een vrij karakteristiek gevormde bek. Na nog een half uurtje aanklooien pak ik lekker in. Gelukkig heb ik weer eens gevangen.

Op 28 augustus ga ik na een beroerd slechte nachtrust om vier uur mijn bed uit. Ik lag toen al vijf kwartier te draaien. Gisteren heb ik gevoerd bij de ingang van de stiekeme stek waar ik ook mijn dertiger gefotografeerd heb ergens in het voorjaar. Ik vis met vier hengels gedurende vijf uur maar zie geen vis en vang er ook geen. Wanneer ik nog eens bij de paaltjesstek ga kijken tref ik aan wat ik al verwachtte. Ook op deze plek valt bijna niet op de bodem te kijken. Het is maandag en de scheepvaart heeft er zin in gehad vandaag. Ik rijd naar België naar de watersportcentrale. Ik heb Hans beloofd om wat materiaal te halen en heb inmiddels zelf ook besloten een twintig kilo ingrediënten mee naar huis te nemen. Ik ga mijn befaamde vismeelrecept weer eens maken. Ik verrijk mijn mix met 5% Robin red. Ik ben benieuwd hoe deze mix gaat vangen op het kanaal. Het eerste seizoen dat ik hier viste (1996) heb ik er niet slecht op gevangen maar ik heb te kort met dit recept gevist om er een vergelijking met Combination Mix uit te kunnen slepen. De tijd zal het leren. Voorlopig heb ik nog een kilo of vier in de vriezer liggen en nog een vijftal kilo droge mix in de kast. Die moet eerst op.

Op zaterdag 2 september vis ik een nacht op ’t Tipke in Maarheeze. Het betreft de jaarlijkse visnacht van de vereniging. Ik heb mezelf opgegeven maar weet nog niet met wie ik een koppel ga vormen. Om zes uur ben ik aanwezig op de opgegeven locatie. Frans is mijn vismaat voor de komende nacht. We zijn in totaal met 17 koppels. Frans verspeelt om drie uur ’s nachts een vis(je) voor het net en er worden verder slechts 2 vissen gevangen. Er zit wel een mooie bij van 27 pond. Om twaalf uur ga ik naar huis. Ik wil naar Frankrijk.

Op maandag 11 september vis ik een sessie onder bij sluis 16. Het is in een woord een rotsessie die ik zo snel mogelijk wil vergeten. Daarom maak ik er verder geen woorden aan vuil. Op naar de volgende.

Exact een week later bij hetzelfde weertype vis ik een sessie aan de sluis bij Wessem. Ik had eigenlijk gepland om bij de Ellbrug te gaan zitten maar daar zat ouwe Jan al samen met z’n twee herdershonden. Hij ving niks en ik ook niet. Toch herhaalde hij zijn verhaal van vorig jaar dat hij in een week 68 runs had gehad, midden in de zomer, op de plek waar ik nu zat te vissen. Misschien moet ik het hier volgend jaar nog maar eens proberen als de bak niet zo productief is. Verder heb ik nog een aantal plannen die ik voor het eind van het jaar zou willen uitvoeren. Achtereenvolgens wil ik zowel de stek tussen de brug en de betoncentrale bij Nederweert, als een grindgat nog bevissen in de maanden september en oktober. Ergens in september wil ik nog een meerdaagse sessie vissen op een van beide stekken. Vanaf half november ga ik dan de spoorbrug weer onveilig maken. In principe moet dit mijn seizoen nog gunstig kunnen beïnvloeden.

Over de sessie bij de viersprong, elf dagen later, kan ik nog verhalen genoeg vertellen maar vis kwam er niet op de kant. Met andere woorden, niets dan een kop vol twijfels, spanning en onzekerheid. Hoe nu verder?

Veel vis ik niet in deze nadagen van het jaar. Ik zou naar Frankrijk gaan samen met Michel, maar helaas werd Marian ziek. Dat betekent dus thuisblijven. Toch vis ik de geplande vrije woensdagochtend een korte sessie aan het kanaal bij de spoorbrug. Er ligt een enorme hoeveelheid rotzooi op de stek die ik met moeite in twee plastic draagtassen gepropt krijg. Ook een totaal verregende kartonnen doos maakt deel uit van de vieze ellende. Ik zet alles aan de andere zijde van de weg waar nogal eens wat gemeentewerkers met hun busje langskomen. Hopelijk ruimen zij het verder op. Ik vind mezelf een hele Piet na deze opruimactie en ik vind dat loon naar werken hier wel op z’n plaats zou zijn. Met mijn speciaal voor Frankrijk gedraaide vismeelboilies met Peach Melba flavour krijg ik in vier uur tijd twee bloedruns. De eerste weet ik te verzilveren op 88 centimeter en 22½ pond maar de tweede weet voordat ik bij mijn hengel ben het obstakel (dukdalven) te bereiken en lijnbreuk bij aanslag is het resultaat. Toch ben ik dik tevreden met dit resultaat en ga ik als een gelukkig vissertje naar huis. Wat is er toch weinig nodig om mij opgewekt en blij te maken.


Zaterdag 21 oktober wil ik nog een sessie vissen bij de spoorbrug maar helaas zitten er twee peppies die nog gevangen hebben ook. Een spiegel van 27 pond en een kleinere van ongeveer 15 pond. Er is geen scheepvaart en dan laat de vis zich meestal niet zien. No boats, no glory! Ik vis gedurende 2½ uur maar zit met mijn hoofd thuis. Marian is nog steeds ziek en het laat zich aanzien dat dit een langer genezingsproces met zich mee gaat brengen dan ik me in eerste instantie realiseerde. Shit happens en life sucks!

Ik zit een week later wel aan de goede kant maar ditmaal laten zowel de boten als het weer het afweten. Ik zit mijn sessie uit van 7 tot 11 en ga naar huis in de wetenschap dat het vandaag niet meer gaat gebeuren.

Op 3 en 6 november krijg ik wel runs bij de spoorbrug. De eerste resulteert in een echte bite-off. De top van mijn linker hengel schokt twee keer en er gebeurt verder niets. Ik besluit binnen te draaien en word geconfronteerd met een onderlijn zonder haak. De 6e had ik een losschieter die gelukkig niet al te groot aanvoelde, maar toch.
Twee weken later zit ik zaterdags op de stiekeme stek. Ik kan het 3 uur lang volhouden in de bijtende wind. Ook de vis heeft er geen zin in. Weer een week dichter bij het einde van het seizoen zit ik 4 uur bij de spoorbrug en ook nu laten de vissen het afweten. Het eerste schip passeert tegen tienen en dan moet de actie, normaal gesproken, al hebben
plaatsgevonden. Volgende week weer wachtdienst dus december zal het goed moeten maken. Weinig kans.

Op vrijdag 8 december ga ik weer eens vissen bij de spoorbrug. Het is een onvoorbereide sessie. Ik weet dat de vissen zich vaak bij de spoorbrug ophouden in de winter dus ik heb besloten om niet te voeren. Om zeven uur liggen de drie beaasde haken te water. De scheepvaart is nog niet op gang gekomen en ook mijn gevleugelde watervrienden slapen nog, of zijn elders bezig met hun zoektocht naar voedsel. Om vijf voor halfnegen draai ik de twee hengels binnen die aan de overzijde tegen de dukdalven liggen omdat er een schip aankomt. Dat is op zich een gunstige tijd om de vissen eens wat te activeren. Opdwarrelende voedseldeeltjes vlak boven de bodem helpen daar wellicht bij. Ik weet uit ervaring dat de vissen hier pas rond negen uur beginnen te bijten en dat die aasperiode niet zo gek lang duurt. In grote lijnen komt hier alle actie tussen halfnegen en halfelf. Ook vandaag kromt de top van mijn middelste hengel zich keurig netjes vlak na het nieuws van negen uur.

Er volgt een taai gevecht met een hevig tegenstribbelende vis. De slip wordt regelmatig beproefd op zijn afstelling. Een kleine tien minuten later ligt er een bak van een vis op de mat. Negentig centimeter. Oké, denk ik, dan haalt hij ook de dertig wel! En inderdaad, de unster blijft steken op 18 kilo, na aftrek van de mat blijft er 34 pond over. Dat is een verbetering van een pond
met mijn oude kanaalrecord. Ik ben de koning te rijk.

Om vijf voor tien is de beurt aan mijn linker hengel. Ook deze vis vecht zeer zwaar. In mijn herinnering ligt een verhaal verscholen over deze stek. Vorig jaar zijn hier in de zomer, in een sessie, twee dertigers gevangen van respectievelijk 31 en 30 pond. Het zal toch niet…. . Deze vissen worden overigens wel vaker in elkaars gezelschap gezien op heel warme windstille dagen. Ik zie de vis draaien halverwege het kanaal en ik zie dat het een grote vis is maar ik vermoed een hoge twintiger. Hij is duidelijk minder hoog dan de eerste. Wanneer hij vijf minuten later in het landingsnet ligt zie ik dat deze veel massiever is dan de andere. Ook de staartwortel is massief in tegenstelling tot de eerste en hij is ook breder hoewel de ander ook niet te beklagen is. De meet- en weegceremonie laat de volgende feiten noteren. Twee centimeter kleiner en anderhalf pond lichter. Ik doe het ervoor. Drieëndertig kilo vis binnen het uur is helemaal niet slecht. Ik besluit het restant van mijn boilies te voeren en te gaan inpakken. Ik neem mijn onthaakmat en haal de “kleinste” van de twee uit de bewaarzak. Na voldoende foto’s op twee toestellen te hebben gemaakt (ik heb voor sinterklaas een tweedehands spiegelreflexcamera gekocht met een extra telelens en een elektronenflitser) laat ik het afgelopen uur nog even op me inwerken. Ze zwommen ook allebei weer met krachtige slagen en in goede gezondheid weg. Dat vind ik ook heel belangrijk. Dat je niet alleen voor jezelf vist maar ook met respect voor je tegenstanders. Maandag kom ik hier weer terug. Niet dat ik er vertrouwen in heb om nog meer vissen van dit formaat te vangen maar er zijn nog voldoende vissen over die nog eens in mijn album mogen. Die rijen van elf pond of de spiegelkarper die mijn vorige spoorbrugrecord vormde of die bolle spiegel van net geen twintig pond enkele jaren geleden. Voldoening daar draait het allemaal om. Ik ga dit seizoen eerder op zestig sessies afsluiten dan op vijftig en ook het geplande aantal vissen zal waarschijnlijk behoorlijk afwijken van mijn doelstelling. Maar die drie dertigers heb ik dit seizoen in ieder geval te pakken en mijn boilies lijken het ook goed te doen. In één klap is het seizoen meer dan geslaagd, toppie.

Twee dagen later, op maandag, kom ik er weer terug. Ik verwacht niet zoveel actie als op vrijdag maar enige activiteit lijkt me toch wel aannemelijk. Er passeren in totaal 7 schepen in de tijd dat de vissen normaal gesproken het beste bijten. Tussen halfnegen en halftien dus. In die tijd liggen mijn hengels meer op de kant dan erin en ook het ingooien wil vandaag allemaal niet zo goed lukken. Ik raak de overkant of gooi tekort. Inpakken, wegwezen. Volgende keer maar weer beter.

De keer erna gaat het zo mogelijk nog slechter. Het is vies bitter koud weer. Ik realiseer me als ik mijn drie hengels heb ingelegd dat ik het voor het eerst deze winter echte koude handen heb tot op het bot. Ook deze keer passeren er drie schepen tijdens de mooiste tijd. Na twee uur besluit ik het voor gezien te houden. Het is gewoon niet leuk aan het water. Ik wil de vergrotingen van mijn foto’s gaan ophalen, maar ook die zijn niet klaar. Dinsdag pas.

De laatste sessie van het jaar vis ik op 30 december tussen half negen en half twaalf. Het is een bitter koude ochtend met natte sneeuw en het wachten op een aanbeet vindt plaats vanuit een beslagen auto. De thermoskan met koffie maakt het geheel iets draaglijker maar ik heb toch ook wel prettiger omstandigheden meegemaakt. Ik vis deze sessie eigenlijk ook meer om het jaar geestelijk af te sluiten dan met het idee dat ik een megavangst ga neerzetten. Met hoopjes ideeën voor het volgend seizoen ruim ik om halftwaalf op en rijdt via België met een volle tank naar huis. Ik stop alleen nog even bij de paaltjesstek om de oever wat meer rietvrij te maken en zodoende volgend jaar vanaf een redelijk rietvrije stek te kunnen pennen. Je moet tenslotte eerst zaaien wil je later kunnen oogsten. De stoppelig gemaaide oever is redelijk oneffen en ik moet mezelf nog maar eens bezinnen hoe ik de oprukkende rietstengels in het voorjaar ga terugdringen. Regelmatig snoeien lijkt vooralsnog de beste optie. Redelijk tevreden met drie dertigers in driehonderd uur sluit ik het millenniumseizoen af vol vertrouwen in wat seizoen 2001 gaat brengen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb