Spiegel Magazine; Waarom niet instant?

Waarom niet instant?                                                                 

Peter van de Sande

 

 

Het leven draait om keuzes;

Zoals bij veel dingen in het leven, is er altijd een andere kant aan een vraagstuk. Links of rechts? Blond of brunette? Grondig voorbereid of instant? Een van beide antwoorden lijkt altijd beter te passen bij jou als persoon, dan het andere. Soms uit pure overtuiging, soms omdat het niet anders kan. Het pad van een karpervisser is geplaveid met vele dilemma’s. Kijk maar eens waar je met je karpervissende vrienden over praat. Het zijn meestal de door twijfel ingegeven vragen die moeten leiden tot de juiste antwoorden. Een lange of een korte onderlijn? Boilies of partikels of allebei? Bij die obstakels of toch juist aan de windkant?

 

 

Als echtgenoot, vader van twee opgroeiende, lees puberende, zonen en een drukke baan die me zo’n 55 tot 60 uur per week van de straat houd, is instant visserij eigenlijk geen vraag maar een gegeven. In de meeste gevallen moet ik uit noodzaak mijn visserij beperken tot deze benadering van de wateren waarop ik vis. Een oplettende lezer zal direct opmerken dat ik in de vorige zin de woorden “noodzaak” en “beperken” heb gebruikt. Dat is ook geen toeval want als het anders kon, zou ik ook zéker kiezen voor een grondige voorbereiding in mijn aanpak. Iedere rechtgeaarde karpervisser weet dat het aanleggen en onderhouden van een goede voerstek meer vis oplevert. Een keuze uit noodzaak dus, maar wel een keuze die ik in de loop der jaren heb verbeterd en die me in toenemende mate laat terugzien op een geslaagd seizoen.

 

 

Waterkeuze:

Het begint eigenlijk al bij de keuze van het water waarin ik wil gaan vissen. Kies ik voor een volgeplempte karperput, of toch liever voor een dunbezet water met enkele biggen? Een eerste keuze die je moet maken, want volgeplempte karperputten met heel veel 30-ers en 40-ers ben ik nog nooit tegengekomen. Het gaat dus om aantallen of om gewichten. Als beginnende karpervisser koos ik dan ook steevast voor wateren uit de eerste categorie. Dat leverde niet zelden 5 tot 10 aanbeten per dag op en ook sommige kanalen in de polder waar ik later woonde, gaven vaak een dergelijk resultaat. Als je dan aan het einde van een heel seizoen 3 vissen boven de twintig pond had gevangen, had je het heel goed gedaan. Geen wateren voor specimenhunters dus, maar ongelooflijk goed om heel veel te leren op alle gebied. Juist doordat ik meer dan 10 jaar op dergelijke wateren heb gevist, heb ik een massa ervaring opgedaan die me vandaag de dag nog steeds helpt om keuzes te maken aan het water. Tegenwoordig zijn dat veelal wateren uit categorie twee. Daarbij laat ik me ook steeds meer helpen door de ervaringen van mijn karpervissende medemens.

 

Enkele jaren geleden zat ik eens na te denken over mijn visserij en de wateren die ik op dat moment beviste.

Een van die wateren was me eigenlijk min of meer in de schoot komen vallen door een foto die ik te zien kreeg. Het water op de achtergrond was een niet al te aantrekkelijk kanaaldeel met veel beton, vangrails en hekwerk. De onbekende vis op de voorgrond was er eentje uit een hele aantrekkelijke categorie. De visser die de vis vasthield kende ik wél. Het was een beetje een zwijgzaam type dat al langer op dit kanaal viste. Té lang (als je er goed over nadacht) als er niets zou zitten wat de moeite waard was. Het kanaaldeel bleek redelijk wat vis te bevatten en doordat we met slechts enkele vissers op dit stuk visten, deelden we informatie met elkaar. Dat leverde zo af en toe nog wel eens een bonus op. Hoewel de lengte van dit kanaaldeel met 9 kilometer nog aardig tegenviel, waren er voldoende aanknopingspunten die me steeds meer vis brachten. Uiteindelijk bleek ik op dit kanaaldeel vaak méér succesvol dan veel vissers die er in de loop der jaren wél een voerstek op nahielden. Toen ik hieraan zat te denken, kreeg ik plotsklaps een idee. Ik heb vrij veel kennissen die dezelfde wateren bevissen als ik en die zo safe zijn als de Zwitserse Bank als het aankomt op hun vangstmeldingen. Ik besloot de informatie die ik kreeg eens op te slaan in de computer. Ook het terugzoeken in mijn logboeken bleek zo nog een schat aan informatie te bevatten over vangsten (lengte en gewicht) met de juiste datum, de gebruikte aassoorten, stekken en weeromstandigheden. Zo heb ik in enkele jaren een database opgebouwd die me helpt om een water te kiezen als ik het even niet weet. Zo kijk ik heel eenvoudig welke wateren in mei vaak goed produceren en op welke wateren de kans in het najaar juist het grootst is om de vis aan de schubben te komen. Het is slechts een simpel hulpmiddel, maar voor mij werkt het als een eerste selectiecriterium prima. De beschreven situatie kan door de jaren heen natuurlijk wel veranderen. Soms verandert er iets waardoor een goede stek op een bepaald water ineens niet meer loopt.

Ik wil me niet mengen in de ethische of onethische discussie rondom betaalwateren. Wat je er in elk geval wel gemakkelijk over te weten kunt komen, is het bestand wat er aan vissen rondzwemt en de ervaringen op aasgebied. Het kan dus de keuze van een water voor een buitenland trip vergemakkelijken. Er zijn natuurlijk ook genoeg openbare wateren waar je keus op kan vallen, maar vaak is men hierover een stuk minder mededeelzaam met informatie. Ik merk in elk geval dat het vragen om informatie op de meeste internetsites leidt tot korte, soms botte, antwoorden met een hoog “zoek het zelf maar uit” gehalte. Ik kan me de keus voor een betaalwater dus wel voorstellen als je weinig rechtstreekse informatie kunt krijgen. Even een zijstap. De enige recente ervaring die ik zelf heb met een betaalwater is van begin april. Ik werd samen met Rolf, een vismaat van me, op een openbaar water in België betrapt op nachtvissen. Feitelijk gezien was ik fout, daarover bestaat geen enkele twijfel. Ik weet op dit moment alleen dat we moeten gaan betalen maar het bedrag van de boete wordt nog door een rechter bepaald. Dat kan nog een half jaar tot een jaar op zich laten wachten. Het gaat volgens enkele Belgische insiders om een bedrag waar ik niet vrolijk van wordt (mijn vrouw trouwens ook niet) en kan daarnaast zelfs nog leiden tot inbeslagname van mijn hengels, molens en beetverklikkers. Alle merken en types zijn genoteerd. Sindsdien noem ik het water waar dit me overkwam “mijn betaalwater”. De enige vis die ik die sessie ving, een spiegel van 29 pond, kon mijn rotgevoel ook niet keren.

 

 

 

Stekkeuze:

Op een water waar ik mijn vissen vooral in de winter makkelijk kon vangen is de situatie behoorlijk veranderd. Begin jaren 90, hoefde ik hier maar te gaan zitten en lag er binnen het uur een twintiger op de kant. In die tijd waren dat voor mij dikke vissen want in de polder was dit formaat uiterst dun gezaaid. Hier leken de twintigers en soms zelfs dertigers haast vanzelf de kant op te kruipen. Sessies van 3 tot 4 uur waarbij ik midden in de winter regelmatig vier tot zes runs kreeg. Het hoogtepunt was een drie uur durende sessie in december waarin ik twee dertigers ving, een lage twintigplusser en nog een klein schubje. De stek werd in andere jaargetijden vaak bezocht door “mooi weer vissers”, maar ik was de enige gek die in déze tijd van het jaar op deze stek viste. Het had enkele redenen waarom mijn sessies hier 3 tot 4 uur duurden. De stek, een brug met dukdalven, was een echte obstakelstek.

Niet alleen door de eerder genoemde dukdalven maar ook door gedumpte fietsen, winkelwagentjes en stukken betonijzer en ander puin. Dat betekende de toppen omhoog om zo weinig mogelijk lijn over de bodem te laten lopen en kort op je hengels zitten. Op het eerste signaal van een aanbeet moest je direct vol in de hengel hangen zodat de vis uit de obstakels bleef. Dat gaf overigens nog wel eens grappige taferelen als je “aansloeg” op een lijnzwemmer. Mede daarom koos ik alleen in de winter voor deze stek. Het was verantwoord om hier met een lage temperatuur dicht bij de obstakels te vissen. ’s Zomers moest ik er niet aan denken! Omdat je super geconcentreerd vlak bij je hengels moest zitten, hield ik het in de winter met een temperatuur onder het vriespunt ook niet langer dan 3 tot 4 uur vol. Toch was het me de inspanning meer dan waard. Ik ving soms in de maanden december tot en met februari méér vis, dan in de maanden die in het voor- en najaar traditioneel de beste periode vormen.  Tegenwoordig is de stek helaas om zeep. Na een uitzetting van enkele honderden 3 jarige karpertjes, krijg je momenteel alleen nog visjes van 3 tot 5 kilo op het aas. Resultaten uit het verleden bieden dus geen garantie voor de toekomst.

Een andere stek die in het voorjaar soms goed wil lopen is een (hoe kan het ook anders) ondiep talud op de oostelijke oever van het kanaal. Die oever krijgt de volledige avondzon over zich heen en is voorzien van een mooi wierbed en enige bladeren van de gele plomp met de bijbehorende “kroppen sla” op de bodem. Daar kon ik met mooi zonnig weer, als ik na een nacht op het kanaal nog even een snel succesje wilde afdwingen, vaak nog even instant scoren.

Twee hengeltjes met een vast lood montage, een slappe lijn (heel belangrijk) en een opvallende boilie met wat kruim of stukken boilie eromheen gestrooid bracht me nog regelmatig een bonusvis. Het betekent wel dat je de wateren waar je vist, goed moet kennen. Waar houdt de vis zich op? Welke stekken zijn nu interessant en welke juist niet?

 

Een hele voor de hand liggende stekkeuze midden in de zomer als de watertemperatuur boven de 20 graden gestegen is, laat zich raden. Voor mij is stromend water, al dan niet natuurlijk veroorzaakt, een goede trekpleister voor karper. Helaas lijkt het erop alsof grote windes dat ook weten want ik vang regelmatig exemplaren van meer dan 4 kilo zelfs op een 30 millimeter boilie.

 

Dat ik er als karpervisser, naast een dieptemeter, ook een vaste hengel op nahoud is geen geheim. Vooral op kanalen steek ik regelmatig tijd in het uitpeilen van de oeverzones. Waar liggen kuilen of taluds? Hoe is de bodemstructuur?  Staan er waterplanten of draadwier op de bodem? Is er een mosselbank of andere voedselbron in de nabijheid van mijn stek. Kan ik aan eigen zijde vissen of is de overzijde beter? Hoe staat het met de scheepvaart? Er is tenslotte niks leuker dan ’s morgens in alle vroegte twee runs tegelijk krijgen (juist in de aasperiode) en er achter te komen dat er een hele stille binnenvaartschipper met 140 ton in “whisper-mode” je lijnen aan gort vaart. Dat het je daarna ruim een uur kost om de delen gerafelde lijn van beide hengels te verwijderen en opnieuw op te tuigen (rustig maar want daarna is de goede aasperiode wel weer voorbij) zorgt er wel voor dat je dit facet van je stekkeuze niet meer vergeet. Niemand heeft je per slot van rekening gezegd dat ervaring altijd op een positieve manier wordt verkregen, toch? Als het niet mogelijk is om aan de eigen zijde te vissen, zet ik tegenwoordig het alarmpje op mijn mobiele telefoon. Dat kost me een deel van mijn nachtrust maar scheelt me veel gevloek en reparatiewerkzaamheden. Het bijkomend voordeel is dat ik wel weer meer zie van de activiteit in het water. En dat helpt weer bij het optimaliseren van mijn stekkeuze.

 

 

 

 

 

Aaskeuze:

Ook het aas krijgt van mij altijd wat extra aandacht. Ik ben iemand die gelooft in z’n eigen ballen. Ik combineer ze ook niet zelden met een beproefde pop up. Ik heb een grotendeels andere mening over aas, dan heel veel vissers om me heen.

Vismeel in de winter is voor veel karpervissers stof voor een discussie. Dat maakt het aas te rijk. De vis is sneller verzadigd en laat de beten terugvallen. Tja, als je in de winter blijft doorvoeren op een vaste stek, zal dat regelmatig voorkomen. Maar waarom zou ik, juist als een aas goed is, niet met datzelfde aas instant aan de slag kunnen? Ik heb er weinig van nodig. De aantrekkelijkheid is vaak al aangetoond en levert dus ook vaak snel vis op. Deze methode van “trial & error” heeft bij mijn aaskeuze eveneens enkele opvallende ervaringen opgeleverd. Je hoort heel vaak dat je het anders moet doen dan anderen. Het is een open deur die je wat mij betreft niet vaak genoeg kunt intrappen. Dat is ook de reden dat ik nog steeds mijn eigen boilies draai. Ik wil qua samenstelling, vorm en ingrediënten mijn eigen afwegingen kunnen maken en het ook hier zoveel mogelijk anders doen dan de concurrent. Ik maak in toenemende mate gebruik van dips en extra flavour in mijn aasboilies. Ik durf gerust een twee- of drievoudige dosis flavour toe te voegen om deze meer te laten opvallen. Het is wel belangrijk dat dus alleen te doen bij het haakaas en niet bij alle boilies die worden bijgevoerd. De hoge doseringen zouden schadelijk kunnen zijn, maar omdat een haakboilie niet wordt gegeten durf ik het hier wel aan. Ook anders is mijn idee over het gebruik van een opvallende boilie in combinatie met hennep. Sinds Luc de Baets in zijn boek beschreef dat hennep vaak leidde tot vreetorgieën en er daarbij geen aandacht was voor het andere haakaas waarmee gevist werd, dacht ik maar één ding. Dan heb je gewoon teveel hennep gevoerd! In de wetenschap dat hennep heel aantrekkelijk is voor karper, maak je dus gebruik van minder hennep en een goede boilie. Dat mag een hennepboilie zijn maar kan evengoed een fruitbal zijn.

Tijgernoten en hennep doen het ook heel goed samen. Ik houd het dan meestal op enkele tijgernoten, met wat gebroken noten ertussen en 200 – 300 gram hennep per hengel. Ik heb de ervaring dat deze methode prima werkt. Mijn eerste vis op een groot Frans water was een hele mooie spiegel. Ik had tijdens een gezinsvakantie de avond van te voren 2½ kilo hennep en tijgers gevoerd en viste een korte ochtendsessie met  PVA zakjes. Het lastige zat hem in het drogen van de hennep en de noten voordat je ze in de zakjes deed anders loste de PVA te snel op. Een scheutje hennepolie deed wonderen. Binnen het uur lag de eerste vis op de kant, een uur later gevolgd door een tweede spiegel die met ruim tien kilo half zo groot was als zijn voorganger. Instant succes kan dus ook in Frankrijk.

 

Wat ik vroeger heel vaak deed en de laatste jaren wat lijkt te verdwijnen, is het vissen met drijvend aas. Voor de instant visser een geweldige methode want als de vissen eenmaal op het aas zitten en met vertrouwen azen, is het vaak een kwestie van het goede exemplaar uitkiezen. Toch maar weer eens een heel melkwit kopen of een pak kattenbrokken. Als het goed is heb ik nog ergens een glashengel staan. Lekker retro en o, zo effectief.

 

 Montage en onderlijnkeuze:

Tja, ik geloof er in dat je flexibel moet zijn. Die flexibiliteit vind je bij mij veel eerder terug in het regelmatig verkassen naar een andere stek, dan in het gebruik van een andere rig of het wijzigen van mijn montage als het even niet loopt. Dat betekent niet dat ik niet geloof dat de ene of de andere rig geen verschil uitmaakt, integendeel. Ik beschrijf hier alleen dat ik eerder ga verkassen en met dezelfde montage en rig blijf vissen en vaak met succes. Dat past gewoon beter bij mijn manier van vissen en benadert meer waarin ik persoonlijk geloof. De enige uitzondering op die regel is als ik de vissen bij wijze van spreken steeds zie bukken om mijn lijnen te ontwijken.

Dan blijf ik wel degelijk zitten en doe iets aan de montage of wijzig ik mijn onderlijn. Helaas is bovenstaande situatie me pas enkele keren overkomen (beide keren in de paaitijd) en wist ik na het verlengen van mijn onderlijn en het vissen met een belachelijke pop up toch nog vis te vangen. Helaas niet dat ene dikke vrouwtje met die 2 schubjes.

 

Een ander soort montage waar ik nog wel eens gebruik van maak is het vissen met een pennetje. Ik heb heel veel pennen zelf gebouwd met behulp van vlierkern en topjes van vaste hengels als antenne. Die topjes haalde ik altijd bij een hengelsportzaak omdat ze daar altijd bleven liggen na het monteren van topelastiek (nog bedankt Michel). Daarmee maakte ik diverse modellen in diverse formaten. Afhankelijk van de stroming en wind maak ik dan altijd de keus voor zo’n subtiel mogelijk pennetje als het weer het toelaat. Omdat het vissen met een pen je ook mobieler maakt, totdat een slimme fabrikant dadelijk met de mobiele bivvy op de markt komt, kun je meerdere stekken afvissen. Op een water waar je enkele voerplekken maakt, kun je op elke stek enkele uurtjes vissen en zo toch heel effectief zijn. Zo heb ik vooral in de winter met een enkele korrel sweetcorn, rechtstreeks op een maatje 8 of 10, heel wat vis weten te vangen terwijl anderen met een kachel in de bivvy zaten te blanken dat het een lust was. Een aanbeet was niet meer dan een opstekertje van één centimeter en ik viste met een korte lijn recht onder de hengeltop. Niet slaan betekende een verkeken kans. Wel eens nagedacht wat dat betekent als je vist met honderd gram lood op een afstand van 50 meter?

 

 

Tot slot:

De rode draad in mijn manier van vissen is dan ook eigenlijk het besef om te weten dat de vis er al is. Tijd besteden aan zoeken is daarom ook belangrijker dan ergens op goed geluk neerploffen en wachten tot de vis bij jou komt. Ik zag iemand op zijn voerstek neerstrijken terwijl nog geen honderd meter verderop bij een betonnen bunker enkele vissen, waaronder een hele grote, actief rondzwommen. Ondanks dat viste hij vrolijk met twee hengels de andere kant op, want daar had hij immers gevoerd. Ik betwijfel zelfs of hij de vissen gezien heeft. Met dat puzzelstuk wist ik hem de week erna te vangen. De “voerstek visser” was inmiddels afgehaakt.

 

Observeren, de puzzelstukken combineren en flexibel zijn in je aanpak, daar draait het  volgens mij om. Alle facetten van het vissen komen daarbij aan de beurt en elk onderdeel kan het verschil betekenen tussen vangen of niet vangen. Het is topsport om steeds instant de juiste keuzes te maken. Zéker wanneer je weet dat je hobby moet concurreren met je gezin en je werk. Ik hoop dat ik met dit artikel andere karpervissers, die het net als ik moeten hebben van de instant visserij, een stapje in de goede richting heb kunnen geven. De andere vissers die meer tijd hebben misschien stof tot nadenken:”Waarom niet instant”?

Maak jouw eigen website met JouwWeb